Uitbreiding regeling afbraak en heropbouw naar gans België

24 February 2021

Als een soort van ondersteunende maatregel voor de bouwsector, wordt er sinds 1 januari 2021 in een algemene tijdelijke uitbreiding van het verlaagd tarief van 6% bij afbraak en heropbouw van woningen voorzien.  

Meerbepaald komt de nieuwe regeling erop neer dat het verlaagd btw-tarief van 6% voor de afbraak en heropbouw van een woning alsook voor de levering van woningen en appartementen kan worden toegepast buiten de 32 centrumsteden. Deze tijdelijke verruiming van de maatregel is wel onderworpen aan enkele bijkomende voorwaarden die niet gehanteerd moeten worden in de 32 centrumsteden, tenzij het gaat over de levering van een woning in één van deze centrumsteden, dan zijn de voorwaarden weer wel van toepassing. 

De bestaande regeling waarbij een bouwheer een aannemer aanstelt om een bestaand pand voor hem te slopen en op hetzelfde kadastrale perceel een nieuw gebouw te plaatsen, dewelke van toepassing is binnen de 32 centrumsteden wijzigt niet maar als aanvulling komt er dus een nieuwe tijdelijke regeling gedurende de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2022. De nieuwe tijdelijke regeling houdt 3 maatregelen in, hierbij een kort overzicht: 

De huidige regeling inzake afbraak en heropbouw via aannemingscontract wordt uitgebreid naar het volledige Belgische grondgebied. Teneinde deze regeling echter te kunnen toepassen buiten de 32 centrumsteden, dienen volgende voorwaarden vervuld te worden: 

  1. De opdrachtgever is een natuurlijk persoon; 
  1. De bouwheer vestigt er zonder uitstel zijn domicilie; 
  1. De totale bewoonbare oppervlakte van de heropgebouwde woning is maximum 200 m²; 
  1. De bouwheer gebruikt de woning als enige en eigen woning. 

Maatregel 2 omhelst de toepassing van het verlaagd tarief voor de afbraak en heropbouw van woningen die bestemd zijn voor de langetermijnverhuur via sociale verhuurkantoren. Deze woningen dienen voor een minimumtermijn van 15 jaar sociaal verhuurd te worden. De opdrachtgever/bouwheer kan in dit geval ook een rechtspersoon zijn. 

En tenslotte maatregel 3 betreft de mogelijke toepassing van het verlaagd tarief op de leveringen van woningen en bijhorend terrein (i.c. de verkoopsovereenkomsten) door promotoren. Dit is volledig nieuw en was voorheen ook niet mogelijk in de centrumsteden. Aan deze laatste maatregel zijn ook weer dezelfde voorwaarden verbonden als onder de eerste. 

Indien u deze regeling wenst toe te passen, zijn er een aantal formaliteiten  zoals het indienen van een verklaring bij de btw-administratie. Deze verklaring moet ingediend worden voor het eerste tijdstip van opeisbaarheid inzake btw. Ook voor reeds lopende projecten, kan deze regeling worden toegepast. Hierbij is er in een overgangsregeling voorzien waarbij de verklaring ten laatste op 31 maart 2021 moet worden ingediend. 

Mocht u hierbij vragen hebben over de toepassing van deze regeling, aarzel dan zeker niet ons te contacteren.   

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Vraag je UK btw tijdig terug! Deadline 31 maart 2021!

18 February 2021

Heeft u of uw werknemers regelmatig in het Verenigd Koninkrijk vertoefd gedurende 2020? Of doet u onderneming regelmatig zaken met UK ondernemers, dan loopt u ook ongetwijfeld soms kosten op met UK btw. In principe kan elke Belgische onderneming indien ze facturen heeft ontvangen met btw vanuit een andere EU-lidstaat, deze btw terugvragen ervan uitgaande dat u natuurlijk daar geen vestiging heeft noch een verplichting had om te registreren voor btw-doeleinden.  

Btw zou in principe een neutrale belasting moeten zijn en geen extra kost. De btw-teruggaafprocedure (vroeger bekend onder de “8ste Richtlijn teruggaaf”) werd daarom in het leven geroepen om btw dewelke aangerekend werd in het buitenland, terug te kunnen vorderen op een relatief simpele manier in uw eigen land van vestiging. Voor Belgische ondernemingen kunnen deze teruggaafverzoeken worden ingediend via het Intervat-platform. 

De normale deadline voor het indienen van deze verzoeken ligt op 30 september 2021 over de facturen van 2020. Echter door de Brexit, zal de huidige procedure niet meer op Britse btw van toepassing zijn. Gedurende 2020 werd het Verenigd Koninkrijk nog aanzien als een EU-lidstaat voor btw-doeleinden. Vanaf 2021 worden ze als derde land beschouwd en kan er geen beroep meer gedaan worden op de huidige EU-procedures.  Als overgangsmaatregel kan de Britse btw over 2020 nog teruggevraagd worden tot en met 31 maart 2021.  

In de toekomst zal Britse btw via een nieuwe procedure moeten worden teruggevraagd en dus niet langer kunnen via Intervat. 

Om te voorkomen dat de Britse btw die over 2020 nog werd betaald, geBrexwist wordt, adviseren wij u om eventuele teruggaafverzoeken uiterlijk 31 maart 2021in te dienen. Mocht u hierbij assistentie willen, neem dan zeker contact met ons op. 

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Unizo ‘Code Goed Bestuur’ komt mede tot stand met input HLB

16 February 2021

De door Unizo gepubliceerde Code voor Goed Bestuur is opgesteld als een praktische handleiding met aanbevelingen die niet alleen praktisch en concreet, maar ook flexibel toe te passen zijn, afhankelijk van de levensfase, de omvang, ambities en eigenheden van elke onderneming.

HLB, hierbij vertegenwoordigd door haar managing partner Patrick Van Impe, viel de eer te beurt om een bijdrage te kunnen leveren bij de ontwikkeling van deze code.

De Code is drieledig en bestaat uit:
1. algemene aanbevelingen voor elke onderneming en elke ondernemer;
2. meer specifieke aanbevelingen voor ondernemingen met meerdere (familiale) eigenaars;
3. specifieke aanbevelingen voor vennootschappen.

De Code Goed Bestuur is te consulteren via volgende link: www.codegoedbestuur.be

Patrick Van Impe

Bedrijfsrevisor
Managing Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar patrick.vanimpe@hlb.be
of bel +32 3 239 88 42

Email

HLB Belgium verwelkomt Nike De Bruyn als nieuwe director binnen onze tax-afdeling!

12 February 2021

Nike is gecertificeerd belastingconsulent (ITAA) met een passie voor btw en zal instaan voor de leiding van onze indirect tax service line binnen onze vijf vestigingen.

Na haar studies begon zij in 2007 haar carrière binnen de consultancy wereld. In 2018 behaalde zij de titel van gecertificeerd belastingadviseur.
Nike was daarnaast eerder al btw-lector aan de PXL Hogeschool en is een reguliere spreker bij verschillende beroepsfederaties en VOKA’s.

Professioneel kan zij terugvallen op meer dan 13 jaar ervaring op vlak van btw-advies aan zowel multinationals als  KMO’s, eenmanszaken en vrije beroepen. Ze heeft daarbij een bijzondere expertise opgebouwd in enerzijds adviesverlening aangaande internationale handel waaronder ook de Brexit en anderzijds ook op het vlak van herstructureringen en onroerend goed heeft zij veel ervaring opgedaan.

Het ganse HLB team heet haar van harte welkom binnen onze familie en wenst haar veel succes.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Contracten B2B: onrechtmatige bedingen

9 February 2021

Al enige tijd is het voor ondernemingen verboden om onrechtmatige bedingen op te nemen in B2C-overeenkomsten. Sedert 1 december 2020 werd dit uitgebreid naar B2B-relaties. In het algemeen vertaalt zich dit in een verbod op bedingen die een kennelijk onevenwicht scheppen in de rechten en plichten tussen de contracterende partijen.

Algemene toetsing: kennelijk onevenwicht

De beoordeling van het onrechtmatige karakter is in principe een rechterlijke toets en zal gebeuren rekening houdende met alle omstandigheden waarin de overeenkomst gesloten werd, inclusief de geldende handelsgebruiken, de aard van de producten, de algemene economie van de overeenkomst en de andere bedingen in dezelfde overeenkomst of een verbonden overeenkomst.

Het voorgaande betekent niet dat een overeenkomst steeds volledig evenwichtig moet zijn. De vrijheid van contracteren blijft in beginsel behouden. Wel is het zo dat van zodra een bepaald onevenwicht in de rechten en plichten van de ene partij ten overstaan van de andere zodanig bovenmatig is, er een risico tot onrechtmatigheid van dat specifieke beding bestaat.

Zwarte en grijze lijst

Bovenstaande algemene toetsing wordt verder aangevuld met twee lijsten van specifieke clausules, namelijk:

  • een zwarte lijst: deze bedingen zijn steeds onrechtmatig;
  • een grijze lijst: deze bedingen worden vermoed onrechtmatig te zijn behoudens tegenbewijs.

De zwarte lijst[1] bevat 4 types van verboden bedingen, met name:

  • een onherroepelijke verbintenis voor de ene partij gekoppeld aan een discretionaire uitvoering van prestaties voor de andere partij;
  • het eenzijdige recht bedingen te interpreteren;
  • de afstand van elk middel van verhaal;
  • de onweerlegbare kennisname of aanvaarding van een beding zonder daadwerkelijke mogelijkheid tot kennisname.

De grijze lijst[2] bevat 8 types van bedingen, namelijk:

  • het recht om eenzijdig en zonder geldige reden de prijs, kenmerken of voorwaarden te wijzigen;
  • de stilzwijgende verlening of vernieuwing van een overeenkomst van bepaalde duur zonder redelijke opzegtermijn;
  • de omkering van het economische risico zonder tegenprestatie;
  • de beperking van de rechten ingeval van wanprestatie of gebrekkige uitvoering;
  • de uitsluiting van een redelijke opzegtermijn;
  • de uitsluiting van aansprakelijkheid voor opzet, zware fout of niet-uitvoering van essentiële verbintenissen;
  • de beperking van de bewijsmiddelen;
  • de onevenredige schadevergoedingsbedragen.

Ter bevordering van de algemene duidelijkheid en interpretatie van een overeenkomst stelt het WER nog: “Indien alle of bepaalde bedingen van de overeenkomst schriftelijk zijn, moeten ze duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Een overeenkomst kan onder meer worden geïnterpreteerd aan de hand van de marktpraktijken die er rechtstreeks verband mee houden. [3] Aan deze algemene transparantieregel werd echter geen specifieke sanctie gekoppeld, maar ze kan van invloed zijn op de beoordeling van het onrechtmatige karakter van een beding.

Sanctie

Elk onrechtmatig beding is verboden en nietig.[4]  Het betreft een relatieve nietigheid, m.a.w. de nietigheid zal ingeroepen moeten worden door de in casu beschermde partij. Het opnemen van dergelijk beding kan dus leiden tot de nietigheid ervan. De tussen partijen gesloten overeenkomst zal echter voort blijven bestaan in de mate van het mogelijke maar dus zonder de nietige bepaling.

Inwerkingtreding

Sedert 1 december 2020 zijn de bepalingen van toepassing op nieuwe overeenkomsten gesloten vanaf deze datum. Eveneens onderworpen zijn de reeds bestaande overeenkomsten die worden verlengd of gewijzigd na 1 december 2020.

Besluit

Het verbod op deze onrechtmatige B2B-bedingen zal inhouden dat ondernemingen hun overeenkomsten bij wijziging of verlenging zullen moeten onderzoeken op onrechtmatige bepalingen en dat eventuele bedingen in contracten, algemene voorwaarden en praktijken mogelijks verboden worden of verantwoord moeten worden. Nieuwe overeenkomsten zijn steeds onderworpen aan de in dit artikel besproken wetgeving.

In onze volgende bijdrage zullen wij dieper ingaan op het misbruik van economische afhankelijkheid (inwerkingtreding 22/08/2020).

[1] Art. VI.91/4 WER

[2] Art. VI.91/5 WER

[3] Art. VI.91/2 WER

[4] Art. VI.91/6 WER

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Marktrente voor creditinteresten op rekening-courant 2021: 4,07 %

20 January 2021

Sedert 1 januari 2020 geldt een maximum interestvoet op interesten die een vennootschap betaalt aan haar bedrijfsleider op zijn/haar rekening-courant met creditsaldo. Het surplus zal geherkwalificeerd worden als een dividenduitkering!

Quid marktrente

De van toepassing zijnde marktrente is gelijk aan de ‘Belgische MFI-rentevoet voor niet-financiële instellingen voor leningen tot 1 miljoen EUR met variabel tarief en met een initiële rentebepaling tot een jaar van de maand november verhoogd met 2,5%’. Deze rentevoet is terug te vinden op de website van de Nationale Bank van België. We besparen u het opzoekwerk: de MFI-rentevoet voor november 2020 bedraagt 1,57%.

Concreet

De in kalenderjaar 2021 maximaal toe te passen creditrente op R/C bedraagt aldus 4,07%. Het bedrag aan interesten tot dit maximum is aftrekbaar in hoofde van de vennootschap. Het surplus wordt beschouwd als een dividenduitkering en is niet aftrekbaar.

Enkel van toepassing op rekeningen-courant

Het hiervoor beschreven percentage is niet van toepassing op leningen met een vastgelegde looptijd. Voor deze leningen geldt namelijk de marktrente die door een financiële instelling aangerekend zou worden op een dergelijke lening.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Moet er in onze vennootschap / vereniging een commissaris benoemd worden?

19 January 2021

Geregeld krijgen wij de vraag: “moet er in onze vennootschap / vereniging een commissaris benoemd worden?”. In dit artikel zullen we de algemene regel bespreken en de uitzonderingen hierop toelichten. Want het is immers niet zo dat enkel grote ondernemingen een benoemingsplicht hebben. Ook in kleine ondernemingen kan het nodig zijn om een commissaris te benoemen.

  1. Algemene regel

Een vennootschap of vereniging moet een commissaris benoemen van zodra 2 jaar na elkaar 2 van de onderstaande criteria overschreden werden:

  • Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 50;
  • Jaaromzet (excl. BTW): 9.000.000 EUR;
  • Balanstotaal: 4.500.000 EUR.

In het “oude” Wetboek van vennootschappen was elke onderneming groot van zodra zij een jaargemiddelde van het aantal werknemers van 100 overschreed. Dit criterium is in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet weerhouden, maar in deze ondernemingen zal er dikwijls een controleverslag nodig zijn voor de leden van de ondernemingsraad.

  1. Uitzondering 1: moederondernemingen

Als uw onderneming een moederonderneming is dan moeten de bovenstaande criteria op geconsolideerde basis berekend worden. Dit betekent dat moederondernemingen al snel de criteria kunnen overschrijden. We moeten hierbij nog benadrukken dat het gaat over elke moederonderneming (een vennootschap die controlebevoegdheid uitoefent over een andere vennootschap), niettegenstaande deze vennootschap zelf nog een dochter kan zijn van een andere vennootschap.

  1. Uitzondering 2: lid van een groep die gehouden is een geconsolideerde jaarrekening op te stellen

Een kleine onderneming moet ook een commissaris benoemen wanneer zij deel uitmaakt van een groep die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen (dit geldt ook in het geval van een consortium).  Het feit of deze geconsolideerde jaarrekening niet in België wordt opgesteld is hierbij niet relevant.

  1. Wat bij een ondernemingsraad?

Zoals hierboven reeds gesteld is de drempel van 100 FTE geen criterium meer om standaard als grote onderneming te kwalificeren. Wel is het zo dat in de praktijk in de meeste van deze ondernemingen een ondernemingsraad werd opgericht. De informatie die aan de ondernemingsraad wordt verstrekt (de zogenaamde “Economische en Financiële Informatie”) moet worden gecontroleerd en gecertificeerd door een bedrijfsrevisor, ook al is er geen commissaris benoemd. Deze controle houdt onder andere ook de jaarrekening in. Een benoeming van een  bedrijfsrevisor is hierbij dus een minimumverplichting. U kan daarbij dan opteren om een commissaris te benoemen zodat het controleverslag over de jaarrekening niet enkel aan de ondernemingsraad gericht is (zoals bij de aanstelling van een bedrijfsrevisor voor de ondernemingsraad), maar ook kan worden neergelegd bij de jaarrekening en dus een openbaar karakter krijgt.

  1. Vrijwillige benoeming als commissaris

Ook als uw onderneming de criteria niet overschrijdt kan u een commissaris benoemen. Naast de verklaring over het getrouw beeld, die samen met de jaarrekening moet worden neergelegd kan u hierbij beroep doen op onze inzichten en expertise. Deze expertise beperkt zich niet alleen tot de boekhoudkundige aspecten, maar omvat ook de werking van de interne controle, financiële analyse, relevante wetgeving. Kortom, naast de verplichte rapportering zijn wij een klankbord voor uw onderneming.

  1. Vrijwillige aanstelling als bedrijfsrevisor

De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de jaarrekening. Als er geen commissaris benoemd is dan is er meestal geen externe die meekijkt tijdens het tot stand brengen van die jaarrekening. Daarom dat een aanstelling van een bedrijfsrevisor, die aan de raad van bestuur rapporteert, in vele gevallen een meerwaarde kan zijn. Dit rapport is niet openbaar, maar geeft de bestuurders wel een verklaring over het getrouwe beeld van de jaarrekening. In een aantal KMO’s of kleine VZW’s kan dit voor de nodige gemoedsrust zorgen van de bestuurders.

U merkt het: op het eerste zicht is de benoeming vrij duidelijk, maar er zijn enkele uitzonderingen om in rekening te nemen. Verder kan u ook de vrijwillige benoeming overwegen. Op die manier kunnen wij onze expertise ook ten dienste stellen bij een KMO of kleine VZW.

Guy Cox

Bedrijfsrevisor

Heeft u nog vragen?

Mail naar guy.cox@hlb.be
of bel +32 3 239 88 42

Email

Revolutie in de btw-regelgeving rond verkopen op afstand en e-commerce

20 December 2020

De Europese commissie heeft op 30 september 2020 haar Eplanatory Notes uitgegeven inzake de nieuwe regels op verkopen op afstand en e-commerce die vanaf 1 juli 2021 van kracht zullen zijn. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier om verkopen B2C (en eventuele verkopen aan vrijgestelde belastingplichtigen).

Vanaf deze datum worden de grensbedragen zoals we deze nu kennen voor de verkopen op afstand afgeschaft. Deze worden vervangen door een drempel van € 10.000. Deze drempel wordt niet – zoals voorheen wel het geval was – berekend in de lidstaat van bestemming, maar wordt berekend per belastingplichtige verkoper in zijn lidstaat van vestiging.

Ook nieuw is dat voor de berekening van de drempel gekeken wordt naar de verkopen op afstand en naar de verkopen van elektronische diensten tezamen.

Wanneer dan de drempel overschreden wordt, dient de belastingplichtige zich te registreren in het land van aankomst van de goederen of daar waar de particuliere ontvanger van de elektronische diensten gevestigd is. Hiervoor is er echter vanaf 1 juli 2021 een vereenvoudig in het leven geroepen: het One Stop Shop Systeem (OSS).

Via de OSS-aangifte zal de belastingplichtige in zijn eigen land de buitenlandse btw kunnen aangeven en betalen die hij verschuldigd is over de desbetreffende verkopen. Deze OSS regeling is echter facultatief en moet niet gevolgd worden. De belastingplichtige kan er ook voor opteren om zich toch te registreren in de desbetreffende andere lidstaat. Indien de belastingplichtige gevestigd is in die andere lidstaat, dan mag deze zelfs geen gebruik maken van het OSS systeem voor de verkopen in die lidstaat, zelfs als de inrichting niet tussenkomt.

Ook de btw regels voor de verkopen B2C waarbij de goederen worden ingevoerd in de EU en verkocht worden aan een particulier in de EU zullen vanaf 1 juli 2021 wijzigen. De vrijstelling die vandaag bestaat voor invoer van verkopen van minder dan € 22 zal worden afgeschaft. Elke invoer zal onderworpen aan btw, alleen zal voor verkopen op afstand van minder dan € 150 de belastbare handeling niet meer de invoer zelf zijn, maar de levering van de goederen aan de particulier, indien de belastingplichtige verkoper hiervoor opteert. Deze belastingplichtige zal hiervoor een Invoer One Stop Shop (IOSS) aangifte moeten indienen. Hij zal eerst een IOSS nummer moeten aanvragen in zijn land van vestiging als het gaat om een EU ingezetene of in eender welke lidstaat als het gaat om een niet in de EU ingezetene belastingplichtige.

Indien u zich in één van deze situaties bevindt, staan wij u graag bij om de beste oplossing te zoeken.

Jim Geudens

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar jim.geudens@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Wijzigingen in de Vlaamse erf – en schenkbelasting

18 November 2020

Er zijn enkele nieuwigheden in de Vlaamse erf- en schenkbelasting. Zo is er een verlenging van de verdachte periode, wordt een vriendenerfenis mogelijk en wordt de techniek van duolegaten aangepast.

Verlenging verdachte periode

Een eerste wijziging is dat de verdachte periode voor niet-geregistreerde schenkingen zal stijgen van drie naar vier jaar. Bij niet-geregistreerde schenkingen is er geen schenkbelasting verschuldigd. Het risico is dat er erfbelasting verschuldigd wordt op deze niet-belaste schenkingen indien de erflater overlijdt binnen de drie jaar na de schenking. Deze periode zal verlengd worden naar vier jaar voor schenkingen die plaatsvinden vanaf 1 juli 2021. Indien de schenkingen vóór deze datum plaatsvinden, blijft de termijn van drie jaar gelden.

Het doel van de wetgever is om de mensen aan te moedigen om hun schenkingen te registreren aangezien de tarieven in de erfbelasting heel wat hoger liggen dan in de schenkbelasting.

Vriendenerfenis

Een volgende nieuwigheid is de introductie van de vriendenerfenis. Sinds 1 september 2018 is er een groter beschikbaar erfdeel, namelijk de helft van de nalatenschap en dit ongeacht het aantal kinderen. Een nadeel zijn de zeer hoge tarieven die van toepassing zijn wanneer men een deel van zijn erfenis toekent aan een vriend of een ver familielid. De tarieven tussen andere personen die dan van toepassing zijn, variëren van 25 % tot 55 %.

Door de introductie van de vriendenerfenis wordt het mogelijk om vrienden of verre familieleden op te nemen als begunstigde waardoor zij kunnen genieten van een lager tarief van 3 %.
Er zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden. Zo zal dit tarief van 3 % enkel van toepassing zijn indien deze personen uitdrukkelijk door de erflater zijn aangewezen in een niet herroepen authentiek testament.  Bovendien is het bedrag waarop het gunsttarief van 3 % wordt toegepast beperkt tot 15.000,00 euro. Dit leidt tot een maximale belastingbesparing van 3.300,00 euro. Het tarief tussen andere personen is namelijk 25% voor bedragen tot 35.000,00 euro. Het gunsttarief van 3 % in plaats van 25 % zorgt voor een besparing van 22 % op maximum 15.000,00 euro wat leidt tot een maximale belastingbesparing van 3.300,00 euro.

Hoe de vermindering wordt toegepast, hangt af van het aantal personen die werden aangewezen voor de vriendenerfenis. Indien er slechts één persoon is, zal de vermindering volledig voor deze persoon zijn. Indien er meerdere personen zijn aangewezen, zijn er twee mogelijkheden. Oftewel heeft de overledene zelf een verhouding tussen de personen voorzien oftewel zal de vermindering onder hen pro rato worden verdeeld.

In de aangifte nalatenschap zal de aanvraag tot vermindering uitdrukkelijk dienen te worden opgenomen.

De vriendenerfenis tegen 3 % zal ook in werking treden vanaf 1 juli 2021.

Wijziging techniek duolegaten

Een laatste nieuwigheid is een wijziging in het systeem van de duolegaten. Door gebruik te maken van een duolegaat kent men een deel van de nalatenschap toe aan een persoon die onderworpen is aan de hogere tarieven in de erfbelasting, maar zal deze persoon de belasting niet zelf moeten voldoen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan een neef of nicht.

De techniek bestaat erin om een algemeen legaat ten voordele van een goed doel of liefdadigheidsinstelling in een testament op te nemen. Dit goed doel of liefdadigheidsinstelling dient echter aan 2 voorwaarden te voldoen. Zij dienen een bijzonder legaat uit te keren aan één of meer personen die onderworpen zijn aan een hoog tarief in de erfbelasting. Bovendien dienen zij zowel de erfbelasting op het bijzonder legaat te betalen als de erfbelasting op haar eigen deel. Dit is momenteel een verlaagd tarief van 8,5 %.

Het probleem hierbij is dat het ontwijken van de erfbelasting vaak primeert boven de steun aan het goede doel. Dit heeft de Vlaamse regering willen vermijden door een nieuwe berekeningsformule in te voeren waardoor het goede doel meer erfbelasting zal moeten betalen. De nieuwe berekening houdt in dat men het bedrag dat aan het goede doel wordt toegekend om de erfbelasting op het legaat aan de natuurlijke personen te voldoen aan de belastbare grondslag moet toevoegen om de erfbelasting te berekenen van de begunstigde natuurlijke personen. Hierdoor zal het goede doel meer erfbelasting moeten betalen en zal zij weinig of niets overhouden waardoor het goede doel het legaat waarschijnlijk niet meer zal aanvaarden.

De wijziging van het duolegaat treedt in werking vanaf 1 juli 2021. Hierbij is wel belangrijk om op te merken dat de testamenten die reeds vóór 1 juli 2021 werden opgesteld en waarbij de testator nog in leven is op 30 juni 2021 ook onderworpen zijn aan de gewijzigde regeling. Hierdoor is het interessant om uw testamant te herbekijken indien hierin een duolegaat voorzien is.

Ter compensatie van de gewijzigde regeling in verband met het duolegaat is er een tariefverlaging voor zowel schenkingen als legaten aan goede doelen. Vanaf 1 juli 2021 kan dit tegen 0 % waardoor het interessant kan zijn om een rechtstreekse schenking of legaat te doen aan een goed doel. Dit tarief van 0 % geldt enkel voor zuivere goede doelen. Wanneer de begunstigde een private stichting, ziekenfonds of beroepsvereniging is, blijft het tarief van 8,5 % (legaat) of 5,5 % (schenking) gelden.

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Fusie IAB en BIBF : uw vertrouwd HLB-expert krijgt een vernieuwde titel!

17 November 2020

Eind september verschenen er een resem Koninklijke Besluiten die de finesses van het nieuw Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants vastleggen (IBA). Het IBA zal veelal haar Engelse naam gebruiken (“Institute for Tax Advisors and Accountants – ITAA”).

Dit nieuwe instituut komt er na een langverwachte fusie tussen het IAB (waartoe HLB Sefico en HLB Antwerpse Fiducia behoort) en het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF).

Hoewel er achter de schermen heel wat beweegt, zullen er voor U als klant weinig wijzigingen te bemerken vallen. De uitmuntende service die HLB immer nastreeft, zal onder het nieuwe instituut evenzeer ons doel uitmaken.

Binnenkort zal evenwel kunnen worden gemerkt dat de “oude” titels accountant, belastingconsulent en accountant-belastingconsulent zullen worden vervangen door hun nieuwe equivalent. Onze stagiairs-accountant/belastingconsulent ondergaan hetzelfde lot.

U zal merken dat in de vernieuwde titulatuur het woord “certified” of “gecertificeerd” haar intrede doet, hetgeen duidt op initiële leden van het IAB. Het behoeft nadruk dat de wettelijk beschermde opdrachten die voorheen met deze titels gepaard gingen, onverwijld blijven verder gelden.

Ter duiding treft u hieronder de voormalige en de huidige titels die worden gebruikt door de leden van het ITAA:

Aarzel niet ons te contacteren voor verdere duiding.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Nieuwe bijkomende UBO-verplichting, ook voor reeds ingediende UBO-verklaringen!

16 November 2020

Een recent KB[1] legt een nieuwe bijkomende verplichting op voor de UBO-verklaringen: het is nu verplicht om bewijsstukken toe te voegen.

…and the UBO-saga continues

De UBO-wetgeving is een omzetting van de Europese antiwitwasrichtlijnen. Helaas moeten we vaststellen dat de Belgische wetgever er van bij het begin een boeltje heeft van gemaakt: de vele onduidelijkheden en een niet performante IT-applicatie leidden ertoe dat de deadline enkele keren werd uitgesteld.

Met dit nieuwe KB wil de wetgever nu de laatste puntjes rechtzetten. Helaas heeft dit ook een belangrijke implicatie voor reeds ingediende UBO-verklaringen.

Documentatieplicht

Voortaan dient de informatieplichtige entiteit te verstrekken: “elk document dat aantoont dat de informatie met betrekking tot een uiteindelijke begunstigde adequaat, nauwkeurig en actueel is”. Deze verplichting stond niet in het eerste UBO-KB[2] maar werd initieel door de administratie vereist zonder wettelijke basis. Deze werkwijze stootte op fel protest waardoor de administratie genoodzaakt was deze vereiste te laten vallen (cfr. FAQ van 2 april 2019).

Met het nieuwe KB wordt dit nu retroactief ‘rechtgezet’: elke informatieplichtige entiteit wordt nu verplicht om bewijsstukken mee op te laden, ook indien de UBO-informatie reeds geregistreerd werd.

Gedacht kan worden aan een afschrift van de identiteitskaart van de uiteindelijke bestunstigde(n), kopie van de statuten van de vennootschap, kopie van het aandeelhoudersregister, aandeelhoudersovereenkomsten, enz..

Uitstel

In praktijk zullen dus voor quasi alle reeds ingediende UBO-registraties onderliggende bewijsstukken opgeladen moeten worden. Nieuwe registraties worden enkel aanvaard mits toevoeging van deze documenten.

De deadline voor het opladen van de bijkomende documenten werd intussen door de administratie uitgesteld tot 30 april 2021.

[1] KB van 23 september 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

[2] KB van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

VVPRbis en het nieuwe vennootschapsrecht

23 October 2020

In 2013 werd het VVPRbis-regime voor dividenden in het leven geroepen. Dit regime maakt dat KMO-vennootschappen nieuwe aandelen kunnen uitgeven waarvan de latere dividenden recht geven op een lager tarief in de roerende voorheffing (20 % of 15%) naargelang het moment van uitkering:

– 20%: indien alle voorwaarden vervuld zijn, wordt het tarief in een eerste fase verlaagd tot 20% voor dividenden toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na het boekjaar waarin de inbreng plaats vond;
– 15%: voor de dividenden toegekend uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar na het boekjaar van inbreng.

Sinds 1 mei 2019 is het VVPRbis-regime aangepast aan het nieuwe vennootschapsrecht, maar wat zijn nu de gevolgen hiervan?

VVPRbis onder het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen

Naar aanleiding van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen verdween de kapitaalvereiste bij de BV(BA) en CV(BA). Het gevolg was dat, aangezien de VVPRbis-regeling met een minimumkapitaalvereiste verbonden was, de wetgever moest remediëren. Er werd geopteerd om de (fiscale) minimumkapitaalvereiste te schrappen. Deze fiscale wetswijziging heeft dus fundamentele gevolgen voor het regime, het was echter niet helemaal duidelijk hoe een en ander geïnterpreteerd moest worden. Recent werden enkele fiscale rulings gepubliceerd die verduidelijking brengen.

Voor nieuw opgerichte vennootschappen stelt zich geen probleem: elke inbreng geeft recht op het gunstregime (mits aan alle andere voorwaarden voldaan). Een eventueel dividend zal dus van het gunstregime kunnen genieten.

Voor vennootschappen opgericht vanaf 1 juli 2013, maar voor 1 mei 2019 was de voornaamste vraag of eventueel niet-volstort kapitaal eerst volstort moest worden opdat de met dit kapitaal verbonden dividenden van het regime zouden kunnen genieten. De voorwaarde van volstorting bleef immers in de wet staan. Volgens een recente ruling zou deze volstorting echter niet nodig zijn, men kan namelijk na conformatie met het WVV overgaan tot een vrijstelling van de volstortingsverplichting.

Concreet

Het niet-volstorte kapitaal van de BVBA zal op 1 januari 2020 van rechtswege overgegaan zijn in een subrekening van de onbeschikbare eigen vermogensrekening: ‘niet opgevraagde inbrengen’. Bij aanpassing van de statuten naar het WVV kan deze onbeschikbare (= niet-uitkeerbare) inbreng beschikbaar (= uitkeerbaar) gemaakt worden. Tevens kan men dan de volstortingsplicht opheffen.

Een en ander heeft tot gevolg dat, zolang de inbrengen gedaan werden na 1 juli 2013, een eventueel dividend volledig aan het gunsttarief onderworpen kan zijn.

Bij een vennootschap die opgericht werd vóór 1 juli 2013 kan zich de situatie voordoen dat een deel van de inbrengen dateren van vóór 1 juli 2013 en een deel van na 1 juli 2013. Een eventueel dividend zal dan slechts pro rata van het gunstregime kunnen genieten.

Besluit

Met de schrapping van de (fiscale) minimumkapitaalvereiste werd de facto het toepassingsgebied van het VVPRbis-regime enigszins verruimd waardoor nu meer vennootschappen in aanmerking komen om van het gunstregime te genieten dan voorheen. Voorwaarde is wel dat de juiste stappen ondernomen werden, namelijk enerzijds het beschikbaar maken van de inbreng alsook het opheffen van de volstortingsplicht.
Heeft u interesse hoe u dit gunstregime concreet op uw vennootschap kan toepassen? Wenst u een volledige review van uw uitkeringsbeleid? Bij HLB streven we samen met u naar de ideale oplossing passend voor uw situatie.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Contacteer ons
x
x

Delen via:

Link:

Copied to clipboard Kopieren