Wijziging aftrekbaarheid autokosten vanaf aanslag 2021: ook voor U een verdoken belastingverhoging?

20 September 2019

Een gedeelte van de laatste hervormingsfase houdt in dat de huidige aftrekformule voor de wagenkosten op de schop gaat en wordt vervangen door een nieuwe gramformule.

De aftrek voor wagenkosten blijft onverminderd afhankelijk van de wagen haar CO2-uitstoot, maar probeert bedrijven die beschikken voor een minder groen wagenpark in een meer ecologische richting te duwen door de wagenaftrek te beperken.

De huidige aftrekregeling

De bestaande regeling ziet er als volgt uit:

De nieuwe ‘gramformule’

Zoals de wetgeving vanaf 1 januari 2020 op vandaag ter tafel ligt, worden de gekende CO2-klassen ingeruild voor een individuele gramformule (dus in principe per wagen). Daarenboven wordt de aftrekbaarheid van de brandstof tevens aan de aftrekbaarheid van de wagen gekoppeld. Voor veel kmo’s zal dit waarschijnlijk een hogere administratieve opvolging met zich meebrengen.

De 120%-aftrek voor elektrische wagens verdwijnt eveneens.

Het is belangrijk om te vermelden dat de nieuwe regeling van toepassing wordt op het volledige wagenpark (dus niet enkel voor nieuwe wagens).

De gramformule ziet er als volgt uit:

Voorbeeld: een Volkswagen Golf 1.6 TDI met een CO2-uitstoot van 108 g/km is op heden 80% aftrekbaar. Vanaf 1 januari 2020 wordt dit 66%.

Een snelle analyse van de populairste Belgische bedrijfswagens (VW Golf, Skoda Octavia, BMW X1, Renault Scénic, etc.) leert dat wagens op louter fossiele brandstoffen (m.u.v. de allerkleinste modellen) fiscaal worden afgestraft.

Voor een analyse van uw wagenpark, kunt u vanzelfsprekend bij uw vertrouwd HLB-expert terecht.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Tegenbewijs bij forfetaire waardering voordelen van alle aard

18 September 2019

In casu betrof het de situatie van een zaakvoerder die een lening werd toegekend door zijn vennootschap door een voorschot in rekening-courant waarvoor een overeenkomst was afgesloten.  De zaakvoerder betaalde hierop een rente van 4,5% en had geen belastbaar voordeel alle aard aangegeven in zijn belastingaangifte, gezien er volgens hem geen voordeel was ontvangen vermits er een marktconforme rente was betaald.

De fiscus had de belastingplichtige echter belast op het verschil tussen de door de Koning forfaitair bepaalde rentevoet van 9% (artikel 18 KB WIB 92) voor het betreffende inkomstenjaar en de betaalde rentevoet van 4,5%.

De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard dienen ingevolge artikel 36 WIB 92 geraamd op hun “werkelijke waarde” in hoofde van de verkrijger en aan de Koning werd de bevoegdheid toegekend om “die voordelen op een vast bedrag te ramen”.  In artikel 18 KB WIB 92 zijn de door de Koning vastgestelde forfaitaire waarderingsregels opgenomen voor verschillende voordelen van alle aard.  Het betreft onder meer ‘goedkope’ leningen, de kosteloze beschikking over onroerende goederen, PC, tablet, mobiele telefoon, internetaansluiting, voordeel voor gratis verwarming en elektriciteit, enz.

Tot op heden werd door de minister meermaals bevestigd dat als een werknemer een marktconforme bijdrage betaalt voor het voordeel van alle aard, die lager is dan de forfaitair bepaalde waardering van het voordeel, hij alsnog belastbaar blijft op het verschil tussen de forfaitaire waardering en de betaalde bijdrage.

In voormeld arrest wijst het hof dit standpunt van de fiscus echter af en stelt het hof dat de belastingplichtige wel degelijk het tegenbewijs kan leveren voor het bestaan en het bedrag van het belastbaar voordeel van alle aard.  Het hof oordeelde dat het marktconform karakter voor de door de zaakvoerder gehanteerde rentevoet werd bewezen o.m. door een voorgelegde studie en er aldus geen sprake meer was van een genoten belastbaar voordeel van alle aard.  De betaalde rente werd aanzien als een evenwaardige tegenprestatie voor de verstrekte lening.  Artikel 18 KB WIB 92 strekt er enkel toe de waarde van het voordeel van alle aard forfaitair te bepalen, maar omvat geen bepalingen over de vaststelling van het bestaan van het belastbaar voordeel.  Indien het tegenbewijs van de werkelijke waarde van het voordeel niet wordt geleverd, kan de fiscus zonder meer de forfaitaire waarderingsregels toepassen.

Op basis van voorgaand arrest wordt voor de belastingplichtige een mogelijkheid gecreëerd om het tegenbewijs te leveren van de werkelijke waarde voor een door de belastingdienst forfaitair bepaald belastbaar voordeel, in de situatie dat er een marktconforme bijdrage werd betaald.

Uw vertrouwde HLB contactpersoon adviseert u graag over de mogelijkheden in uw concrete situatie.

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Contacteer ons
x
x

Delen via:

Link:

Copied to clipboard Kopieren