Streep door de elektriciteits-en verwarmingsrekening als voordeel alle aard: hoge energieprijzen leiden eventueel tot bittere fiscale pil

13 January 2022

De energiefactuur als alternatieve verloning … 

Bedrijfsleiders en werknemers die hun elektriciteits- en/of verwarmingsfactuur lieten betalen door hun vennootschap/werkgever werden tot en met inkomstenjaar 2021 belast op een forfaitair voordeel alle aard. Indien het energieverbruik bepaalde hoogtes haalde, kon dit fiscaal interessant zijn. Zo werd een bedrijfsleider/leidinggevend personeel tijdens inkomstenjaar 2021 belast op een forfaitair verwarmingsvoordeel van 2.080 EUR en een elektriciteitsvoordeel (elektriciteit die niet werd aangewend voor verwarming) van 1.030 EUR. Het mogelijke voordeel voor reguliere werknemers bedroeg een stuk minder (930 EUR en 470 EUR). 

Gelet op de fors stijgende energieprijzen beslisten enkele bedrijven deze verloningsmethode mee te nemen in hun cafetariaplan (zie bv. ruling nr. 2020.1977, 15/12/2020). Daarnaast was het voor meer en meer bedrijfsleiders interessant om de energiefactuur door de vennootschap te laten dragen indien deze meer bedroeg dan de forfaitaire bedragen. 

… minister niet akkoord 

De minister liet in een reactie op bovenstaande ruling weten dat dergelijke verloningsvormen niet kaderen in de overheidsvisie waarbij de afbouw van alternatieve verloningsmethodes centraal staat. 

Gevolg: grove borstel door de geldende wetgeving 

Teneinde een halt toe te roepen aan bovenstaande praktijk voerde de wetgever een nieuwe voorwaarde in om te kunnen genieten van de forfaitaire berekeningsmethode. Sedert 1/1/2022 kan enkel nog worden genoten van deze forfaitaire waarderingsmethode indien het onroerend goed dat wordt verwarmd of van elektriciteit wordt voorzien, ter beschikking wordt gesteld door werkgever/vennootschap.  

Deze relatief sluiks toegevoegde voorwaarde houdt dus in dat bedrijfsleiders/werknemers die de energie in hun eigen privé-woning betaald zien door de vennootschap of hun werkgever, voortaan belast zullen worden op het werkelijk genoten voordeel (= de werkelijke factuur, ongeacht de hoogte) in plaats van het forfaitaire.  

Stof tot nadenken 

Een hoge energieafrekening zou dus eventueel nog eens gevolgd worden door een onaangename fiscale factuur. Het laten overzetten van de energiefactuur van de vennootschap naar de privé-persoon zou, met dermate hoge energieprijzen, dan op haar beurt er eventueel wel kunnen voor zorgen dat er minder gunstige tarieven zullen worden aangerekend (bv. van een vast tarief uit het verleden naar een variabele tarief op heden) … 

Aarzel niet uw vertrouwd HLB-expert te contacteren voor verdere vragen. 

Glenn Vermeulen

Tax Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar glenn.vermeulen@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Wijzigingen aangaande btw vanaf 1 januari 2022 en komende jaren

5 January 2022

Om het nieuwe jaar met een ander btw-elan in te stappen, werd er op 26 oktober 2021 nog een nieuw wetsontwerp betreffende diverse btw-bepalingen neergelegd en ondertussen gestemd. Het omvat enkele belangrijke wijzigingen aan de huidige btw-reglementering toepassing van het werkelijk gebruik, afschaffing attest van 6%, van verhuren van gemeubeld logies, etc. We geven een kort overzicht van de belangrijkste wijzigingen:

Afschaffing 6%-attest verplichting bij renovatie, verklaring op factuur vanaf 1/1/2022

Mits inachtname van bepaalde voorwaarden zijn renovatie- en herstellingswerken aan woningen ouder dan tien jaar onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 6 %. In het verleden was het noodzakelijk om de klant hiervoor een schriftelijk attest in te laten vullen waarin bevestigd werd dat het om een woning ging dewelke minstens 10 jaar in gebruik was alsook hoofdzakelijk werd aangewend voor privédoeleinden. Dit zorgde ervoor dat de aannemer in principe bij goeder trouw ontlast werd van zijn aansprakelijkheid. In de praktijk gaf het echter een enorme administratieve extra last.

Als gevolg hiervan zal er vanaf 1 januari 2022 worden afgezien van het attest. Als tegenhanger dient de factuur nu wel een uitgebreide verklaring te bevatten.

Die verklaring moet als volgt luiden : “Btw-tarief : Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat ten minste [vijftien of tien] jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken, (2) de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privé- woning wordt gebruikt en (3) de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker.” Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is voldaan, zal de afnemer binnen een termijn van één maand de toepassing van het verlaagde btw-tarief schriftelijk moeten betwisten en zal de aannemer gehouden zijn om een corrigerende factuur of debet nota uit te reiken aan de afnemer.

De verantwoordelijkheid omtrent de toepassing van het juiste btw-tarief ligt dan ook bij de opdrachtgever. Deze zal immers bij onterechte toepassing van het verlaagde tarief aangeduid worden om het bijkomende btw-bedrag aan de Schatkist te betalen alsook eventuele boetes en intresten dewelke aan de aannemer worden opgelegd.

Ook de attesten voor de verlaagde tarieven van de bouw en renovatie van woningen en woningcomplexen voor gehandicapten komen te vervallen en worden vervangen door een factuurverklaring.

Toepassing van het werkelijk gebruik voor het recht op aftrek van gemengde belastingplichtigen

Btw-belastingplichtigen die zowel btw-belaste handelingen verrichten als btw-vrijgestelde handelingen zonder recht op aftrek, ook wel gemengde belastingplichtigen genoemd, dienen hun recht op aftrek normaliter te beperken. De algemene regel stelt dat deze beperking in principe gebeurt aan de hand van het algemeen verhoudingsgetal. Als alternatief kan geopteerd worden om het recht op aftrek te beperken op basis van het werkelijk gebruik. Meer nog indien het algemeen verhoudingsgetal een onrechtmatig voordeel oplevert, kan de administratie het werkelijk gebruik verplicht opleggen.

Momenteel wordt de aanvraag tot toepassing van het werkelijk gebruik gedaan via een schriftelijk verzoek aan, in te dienen bij het bevoegde btw-kantoor.

In de toekomst zal de kennisgeving van de keuze voor het werkelijk gebruik voldoende zijn. De kennisgeving dient wel elektronisch te gebeuren en in principe bij aanvang van de toepassing ervan of ten laatste op de voorlaatste dag van de eerste aangifteperiode die volgt op het begin of de wijziging van de activiteit. De nodige informaticasystemen om deze kennisgeving te verrichten zijn nog volop in de maak.

Belangrijk ook belastingplichtigen die momenteel het werkelijk gebruik al toepassen, moeten opnieuw een elektronische kennisgeving indienen voor 30 juni 2023!

Afschaffing forfaitaire regelingen

Met ingang van 1 januari 2028 zullen de forfaitaire btw-regelingen wegebben. Momenteel kent onze btw-wetgeving verschillende forfaitaire regelingen. Btw-plichtigen die op 31 december 2021 onderworpen waren aan een forfaitaire btw-regeling, zullen deze kunnen blijven toepassen tot 31 december 2027. Voor nieuwe belastingplichtigen vervalt de keuze voor een forfaitaire regeling reeds nu.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Mogelijke hervorming van de btw-tarieven goedgekeurd door de Europese Raad

4 January 2022

Op 7 december 2021 heeft de Europese Raad na lang en uitvoerig debat een akkoord bereikt over een voorstel voor een richtlijn tot hervorming van de btw-tarieven in de EU. Volgens de nieuwe regels zouden de lidstaten tot maximum vier verschillende tarieven kunnen invoeren: een normaal tarief, twee verlaagde btw-tarieven en zelfs een sterk verlaagd of nultarief kunnen toepassen.

Momenteel kent België het normale tarief van 21%, de verlaagde tarieven van 6 en 12% en voor uitzonderingen het 0% tarief. Deze kunnen enkel worden toegepast indien de betrokken goederen en diensten voorzien werden op een lijst (daterend uit 1992). Enkel wanneer het door Europa was opgenomen, was bijgevolg een verlaagd tarief mogelijk.

Bedoeling is om deze huidige lijst te vervangen door een vernieuwde en uitgebreide lijst die zowel de bestaande lijst als de aan individuele lidstaten toegestane afwijkingen vervangt. De nieuwe lijst zou voorzien in verlaagde tarieven voor afbraak en heropbouw, milieuvriendelijke producten zoals elektrische fietsen maar ook zonnepanelen en warmtepompen, toepassingen in de digitale economie, etc.

De voorstellen moeten door het Europees Parlement worden bekrachtigd voordat de Raad de richtlijn formeel kan implementeren. Vermoedelijk zal dit in de loop van maart 2022 gebeuren.

Voor België zet deze hervorming de deur op een kier om het verlaagde btw-tarief voor afbraak en heropbouw buiten de 32 centrumsteden te verlengen na 2022. Tevens liet de minister van Financiën ook al weten dat er ook voor de elektrische fietsen in dat geval naar 6% zal worden geswitcht.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Bijzonder taxatieregime buitenlandse kaderleden op de schop.

9 December 2021

De Regering plant om, vanaf 1/1/2022, een nieuwe fiscale regeling in te voeren ten behoeve van buitenlandse werknemers, kaderleden en onderzoekers die in België komen werken.

Deze zou de huidige administratieve expat regeling, in toepassing van de circulaire van 8/8/1983, vervangen.

De basisprincipes van het voorliggend ontwerp zijn de volgende :

-er is geen nationaliteitsvoorwaarde meer ; de betrokkene mag de Belgische nationaliteit hebben.

-rechtstreekse aanwerving in het buitenland door een Belgische onderneming die deel uitmaakt van een internationale groep of detachering naar België binnen een internationale groep.

-in de voorbije 60 maanden mag de betrokkene geen Belgisch rijksinwoner zijn geweest, noch binnen een afstand van 150 km van de Belgische grens hebben gewoond, noch Belgische inkomsten hebben gehad onderworpen aan de BNI.

-er moet een minimum bruto bezoldiging van 75.000€ per kalenderjaar worden toegekend.

-er kunnen bovenop de bezoldigingen zgn kosten eigen aan de werkgever, die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling, belastingvrij worden toegekend tot een bedrag van 30% van de bruto bezoldiging met een maximum van 90.000€ per jaar.

-een belangrijke nieuwe voorwaarde is dat dit bijzonder regime slechts van toepassing kan zijn gedurende een periode van maximum 5 jaar, verlengbaar met maximum 3 jaar.

-net zoals het bestaande regime dient de toepassing ervan aangevraagd te worden bij de Administratie binnen een termijn van 3 maanden vanaf de Belgische indiensttreding.

-het wereldwijd inkomen dient te worden aangegeven in België als Belgisch rijksinwoner (niet langer belasting als niet-inwoner in België) tenzij de woonstaat een fiscaal attest van rijksinwoner onderworpen aan de inkomstenbelasting van die staat verstrekt

Wat met de kaderleden die van het huidige regime genieten?

Voor hen is er een overgangsregeling voorzien :

-zij die op 1/1/2022 sinds max 5 jaar van het huidige regime genieten en aan de voorwaarden van het nieuwe stelsel voldoen, kunnen de toepassing van het nieuwe stelsel uiterlijk op 30/6/2022 aanvragen. Bij een positieve beoordeling door de Administratie zal de betrokkene van het nieuwe regime kunnen genieten voor de resterende periode van 5 jaar, verlengbaar met max 3 jaar.

Ingeval van een negatieve beoordeling van de aanvraag daarentegen, verliest de betrokkene definitief ook het voordeel van het huidige regime!!

Voor die kaderleden, die geen aanvraag doen om van het nieuwe regime te genieten, geldt er een uitloopperiode van 2 jaar dat het huidige regime nog van toepassing blijft.

Besluit:

Dit nieuwe 30% regime is fundamenteel verschillend en lijkt meestal ook substantieel minder gunstig dan bvb het Nederlandse 30% regime of het Belgische expat regime van toepassing tot 1983.

Voor de kaderleden die van het huidige bijzonder taxatieregime voor buitenlandse kaderleden genieten zal het zeer belangrijk zijn om de afweging te maken om de overstap naar het nieuwe regime te doen (aanvraag daartoe uiterlijk 30/6/2022), ofwel voor de uitloopperiode van 2 jaar te kiezen.

Het spreekt voor zich dat diegenen die reeds meer dan 5 jaar van het huidige regime genieten, de uitloopperiode de enige weg is.

Vanuit onze uitgebreide kennis van en terreinervaring met het expat regime, ook betrokken bij het tot stand komen van de circulaire van 8/8/1983, zijn wij als HLB tax graag uw aanspreekpunt voor de evaluatie dossier per dossier van de juiste weg.

Marc Dierckx

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar marc.dierckx@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

0232292740

Email

VVPRbis-kapitaal: nog dit jaar volstorten en dividend uitkeren?!

8 December 2021

De regering sleutelt momenteel aan de voorwaarden om dividenden uit KMO-vennootschappen uit te keren aan een verlaagd tarief van de roerende voorheffing (VVPRbis). De wijzigingen zijn gepland in voege te treden vanaf 1 januari 2022. Nog snel handelen is de boodschap, beter voorkomen dan genezen (en wachten zo zal blijken uit dit artikel).

Pro Memorie: VVPRbis

Het VVPRbis-regime (‘verlaagde voorheffing/précompte réduit) verlaagt het tarief van de roerende voorheffing (RV) op dividendenuitkeringen door KMO-vennootschappen van 30% naar 20% resp. 15%. Eén van de voorwaarden om van de verlaagde RV te kunnen genieten is dat de dividenden moeten voortkomen uit ‘nieuwe’ aandelen op naam die verworven zijn met inbrengen in geld gedaan vanaf 1 juli 2013 alsook dat de inbrengen volledig volstort zijn op het ogenblik van de dividenduitkering.

Voor dividenduitkeringen die plaats vinden uit de winstverdeling in het tweede boekjaar na  het boekjaar van de inbreng wordt het tarief van de roerende voorheffing naar 20% gebracht. Voor dividenduitkeringen die plaats vinden vanaf het derde boekjaar volgend op de inbreng geldt een tarief van 15%.

Schrapping kapitaal BV

Met de invoering van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) werd o.a. bij de BV (voorheen BVBA) het (minimum)kapitaal geschrapt. Waar zij voordien een minimumkapitaal had van 18.550 EUR en er minstens 6.200 EUR volstort moest worden bij de oprichting kan zij nu dus kapitaalloos zijn. Weet dat het gestort kapitaal van de BV per 1/1/2020 automatisch omgevormd werd tot ‘onbeschikbare eigen vermogensrekening’ die d.m.v. een statutenwijziging ‘beschikbaar’ gemaakt kan worden en vervolgens uitgekeerd kan worden. Het niet-gestort gedeelte van het kapitaal werd van rechtswege omgevormd tot een ‘eigen vermogensrekening niet-opgevraagde inbrengen’.

Vervolgens rees de vraag of BV’s die hun minimumkapitaal nooit volstort hadden, om van het VVPRbis-regime gebruik te kunnen maken, alsnog zouden moeten volstorten. De Rulingcommissie bevestigde dat zulke vennootschappen het VVPRbis-stelsel wel degelijk kunnen toepassen maar dat het kapitaal echter volledig volstort moet zijn, zij het echter dat een BV perfect het kapitaal kan verminderen tot het reeds volstort gedeelte. M.a.w. een BV met een ‘beschikbare eigen vermogensrekening’ van 18.550 EUR waarvan maar 6.200 EUR volstort is, kan afzien van de volstortingsplicht d.m.v. een vermindering van de inbreng tot het volstort gedeelte. Dit heeft tot gevolg dat de volledige inbreng 6.200 EUR bedraagt én aldus aan de volstortingsplicht voldaan is. Vervolgens kan zij een dividenduitkering met verminderde RV doen onder het VVPRbis-stelsel.

Kink in de kabel

Recent echter werd door de Ministerraad een voorontwerp tot wet goedgekeurd waarin de regering stelt dat het nooit de bedoeling is geweest dat het initieel toegezegde kapitaal niet volstort zou worden om vervolgens toch van het VVPRbis-stelsel te kunnen genieten, zoals de Rulingcommissie toelaat in haar voorafgaandelijke beslissingen.

Het voorontwerp stelt nu om toepassing te kunnen maken van het VVPRbis-stelsel dat:

  • de initiële bij de uitgifte van de aandelen onderschreven sommen volledig gestort moeten worden;
  • een overgangsregeling werd voorzien voor vennootschappen die vanaf 1 mei 2019 en de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling een vrijstelling tot volstorting bij statutenwijziging hebben doorgevoerd; zij kunnen slechts in aanmerking komen indien zij (voor 31/12/2022) een kapitaalverhoging in geld doorvoeren waardoor de inbreng het initiële onderschreven niveau haalt.

Daarnaast wordt de startdatum van de twee- en driejarige termijn aangepast: waar de termijn momenteel aanvangt na de inbreng (niet-volstorting) zullen voornoemde termijnen pas ingaan na volstorting. Vennootschappen die hun statuten aanpasten naar het WVV en  reeds afzagen van de volstortingsplicht krijgen de tijd tot 31 december 2022 om hun inbreng toch terug op het initiële niveau te brengen. Voor vennootschappen die nog niet aan de volstortingsplicht voldeden en in 2022 volstorten, zou de termijn opnieuw beginnen lopen (onder voorbehoud).

Concreet voorbeeld

Stel een BVBA die in 2018 werd opgericht met een toegestaan kapitaal van 18.550 EUR waarvan 6.200 EUR volstort bij oprichting en haar eerste boekjaar sluit af op 31 december 2018. Deze vennootschap zou in 2021 uit de winstverdeling een dividenduitkering kunnen doen aan 15% voor wat betreft het in aanmerking komende (=volstort) kapitaal. Indien zij gedurende 2021 haar statuten aangepast heeft, kan zij afzien van de volstortingsplicht en haar kapitaal (inbreng) verlagen tot bv. 6.200 EUR. Deze 6.200 EUR omvat nu de volledige inbreng, is volledig volstort en vervolgens kunnen, onder de huidige regels, alle dividenden aan 15% RV uitgekeerd worden i.p.v. 30%.

Onder het nieuwe voorstel echter, zou deze vennootschap haar initiële toegestane kapitaal moeten volstorten en dus zullen de aandeelhouders 12.350 EUR (18.550 – 6.200) in cash moeten ophoesten en op rekening van de BV storten. Vervolgens kan zij een VVPRbis-uitkering doen aan het verlaagde tarief vanaf het 2de resp 3de boekjaar na volstorting (volstorting in 2021 dus vanaf 2023, resp 2024).

Hoe reageren?

In het voorbeeld van hierboven is het wellicht aangeraden om nog in 2021 de initiële toegezegde sommen te volstorten alsook nog in 2021 een VVPRbis-uitkering te doen (gesteund op de huidige visie van de Rulingcommissie). Stel dat men pas in 2022 zou volstorten, dan geldt de nieuwe regeling omtrent de startdatum van de twee- en driejarige termijn met als gevolg dat pas in 2024 aan 20% en 2025 aan 15% RV uitgekeerd kan worden (tenzij men onder de overgangsregeling zou vallen).

Dit alles onder voorbehoud van eventuele wijzigingen aan het wetsontwerp.

In een volgend stadium zou een vermindering van de volstortte inbrengen mogelijks overwogen kunnen worden  (dit evenwel onder voorbehoud van eventuele anti-misbruik bepalingen en pro-rata regels).

Besluit

Bevindt uw vennootschap zich in één van voormelde situaties of bent u niet zeker of dit op uw vennootschap van toepassing is? Neem contact op met HLB: wij volgen deze materie op de voet op en bekijken samen met u welke actie er ondernomen moet worden.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

De saga rond de beperking van de vrijstelling inzake uitvoer gerelateerde vervoersdiensten continues …

2 December 2021

Wij hebben ondertussen vernomen dat de nieuwe maatregelen enkel betrekking hebben op het zuivere vervoer en niet op de bijkomende diensten.

Dat betekent dat enkel de zuivere vervoersdiensten dewelke in onderaanneming worden gedaan niet langer van de vrijstelling kunnen genieten.

Op de overige diensten zoals:

  • het laden, lossen, overslaan en overpompen van goederen;
  • het wegen, meten en peilen van goederen;
  • het verpakken, overpakken en het uitpakken van goederen;
  • het behandelen, het stouwen en verstouwen van goederen;
  • het nazien, onderzoeken en in ontvangst nemen van goederen;
  • het beveiligen van goederen tegen slecht weer, diefstal, brandgevaar en ander gevaar voor verlies of vernieling;
  • het opbergen en bewaren van goederen;
  • het verrichten van formaliteiten bij invoer, uitvoer uit de Gemeenschap of douanevervoer en die zijn voorgeschreven overeenkomstig een communautaire bepaling.

Zal er geen impact zijn en deze zullen ongewijzigd ten opzichte van vandaag kunnen gefactureerd worden ongeacht of deze in onderaanneming zijn gedaan, de vrijstelling blijft hierop verder van toepassing.

Bedoeling van de overheid is om de wijziging (=de beperking van de vrijstelling) enkel te beperken tot de feitelijke situatie die aan het Europees Hof werd voorgelegd, namelijk het vervoer van goederen die bestemd zijn voor de uitvoer.

Daarenboven werd ondertussen gecommuniceerd dat de implementatie zal worden uitgesteld naar 1 april 2022.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Stimuli voor investeringen in een groen(er) en/of veiliger vrachtwagenpark

10 November 2021

Naast de aangekondigde (paleis)revoluties op vlak van de wagenfiscaliteit die de jongste weken werden afgekondigd, lanceerden de verschillende regeringen in ons land stimuliplannen die de transitie naar een meer ecologisch en/of veiliger vrachtverkeer dienen te faciliteren. 

1. Vlaamse steun voor ecologisch en veilig transport 

Wie? 

Tot 17 december 2021 kunnen ondernemingen met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest (klein én groot) met minstens 1 voertuig van +3,5 ton een subsidieaanvraag indienen indien zij een tussenkomst wensen te bekomen voor haar veiligheidsbevorderende- en/of ecologische investeringen in haar wagenpark.  

Bedrag? 

Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 5.000 EUR per vrachtwagen of een maximaal toegekende steun ten bedrage van 100.000 EUR gedurende de afgelopen drie kalenderjaren.  

Waarvoor? 

Een subsidie kan worden aangevraagd voor het aankopen, huren of leasen van: 

  • Rij-assistentiesystemen ter bevordering van energiezuinig en verkeersveilig rijgedrag; 
  • Extra veiligheidsvoorzieningen die verder gaan dan de wet voorschrijft;  
  • Extra voorzieningen met een positieve impact op het milieu en op de geluidslast; 
  • Maatregelen ter bevordering van de efficiëntie; 
  • Maatregelen ter bevordering van de ergonomische vormgeving van de bestuurdersplaats; 
  • Maatregelen ter vermijding van diefstal. 

 Concrete voorbeelden zijn: rijstrookassistentiesystemen, dodehoekdetectoren, remsystemen, etc. 1 

2. Investeringsaftrek voor groene vrachtwagens vanaf 1 januari 2022 

 Wie? 

 Ondernemingen (zowel vennootschappen als eenmanszaken) die vanaf 1 januari 2022 investeren in nieuwe koolstofvrije vrachtwagens en/of voor de laad- en tankinfrastructuur ter zake. Deze ondernemingen kunnen principieel vanaf volgend jaar genieten van een verhoogde investeringsaftrek. 

Tarief? 

Voor inkomstenjaren 2022 en 2023 bedraagt de investeringsaftrek 35% om de daaropvolgende jaren gradueel te dalen tot het tarief van 13,5% (tarief groene investeringen) in inkomstenjaar 2027.  

Waarvoor? 

De regel is gericht op het investeren in nieuwe vrachtwagens die koolstofemissievrij rijden en/of hun laad-en tankinfrastructuur. Dit behelst aldus vrachtwagens die op elektriciteit of waterstof rijden. 

Voor een analyse van uw vrachtwagenpark, kunt u immer bij uw vertrouwd HLB-expert terecht. 

Glenn Vermeulen

Tax Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar glenn.vermeulen@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Hebt u de aangifteverplichting voor uw buitenlandse onroerende goederen reeds vervuld?

9 November 2021

Als u vóór 2021 reeds eigenaar was van onroerende goederen in het buitenland en deze reeds in uw Belgische aangifte personenbelasting voor voorgaande inkomstenjaren werden opgenomen, zou u normaal in de loop van 2021 reeds een aangifteformulier ontvangen hebben van de Belgische belastingdienst waarin u gevraagd wordt de nodige informatie te verstrekken betreffende uw in het buitenland gelegen onroerende goederen. 

We wensen er uw aandacht nog op te vestigen dat deze aangifte uiterlijk 31 december 2021 dient te worden ingediend bij de bevoegde belastingdienst.  

Voor bijkomende informatie omtrent deze nieuwe aangifteverplichting verwijzen we naar ons eerder artikel van 2 april 2021. 

Vanaf 2021 een kadastraal inkomen voor buitenlandse onroerende goederen

Als u hierbij nog vragen heeft of de aangifte door uw mandataris wenst te laten indienen, kan u hiervoor contact opnemen met uw gebruikelijke HLB contactpersoon.  Om ons toe te laten tijdig het nodige te kunnen doen, graag desgevallend contact opnemen vóór 3 december 2021. 

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Vrijstelling voor diensten verbonden aan uitvoer vanaf 1 januari 2022 beperkt!

2 November 2021

De langverwachte circulaire met betrekking tot de beperkte toepassing van de vrijstelling rond uitvoer gerelateerde diensten werd op 28 oktober 2021 gepubliceerd.

De circulaire kwam er aangezien het toepassingsgebied van de vrijstelling voor uitvoer gerelateerde diensten momenteel in België nog steeds ruim wordt geïnterpreteerd terwijl dit niet langer in lijn lag met de Europese visie.

In navolging van het Arrest van het Hof van Justitie in de zaak  ‘L.C.’ IK ( C-288/16) van 29.06.2017, was er reeds de conclusie gekomen dat het toepassingsgebied van de vrijstelling voorzien in artikel 146, lid 1, onder e), van Richtlijn 2006/112/EG beperkt diende te worden tot de vervoersdiensten die rechtstreeks verband hielden met de effectieve uitvoer van de goederen en tevens rechtstreeks voor de uitvoerder of de ontvanger van de bedoelde goederen moesten zijn verricht. Dit impliceerde tevens dat de vrijstelling slechts kan worden toegepast in de verhouding tussen enerzijds de dienstverrichter en anderzijds de afzender of de ontvanger van de goederen. Van zodra er beroep wordt gedaan op onderaannemers, kan in deze verhouding niet langer toepassing gemaakt worden van de vrijstelling voorzien in artikel 146, lid 1, onder e), van de Richtlijn 2006/112/EG.

Wat betreft de Belgische btw-wetgeving, heeft het arrest gevolgen voor de toepassing van de vrijstelling voorzien in artikel 41, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek. Deze bepaling vormt immers de gedeeltelijke omzetting van artikel 146, lid 1, onder e), van de Richtlijn 2006/112/EG in Belgisch recht.

Concreet kan de vrijstelling van artikel 41, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek, nog slechts toegepast worden in de verhouding tussen enerzijds de dienstverrichter en anderzijds de afzender of de ontvanger van de uit te voeren goederen. De twee laatstgenoemde personen kunnen onder meer volgende deelnemers betreffen:

–      de verkoper of de koper van de uit te voeren goederen

–      de eigenaar, de huurder of de ontlener van de uit te voeren goederen

–      de maakloonwerker die goederen uitvoert buiten de Gemeenschap om ze een herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing te laten ondergaan

–      de persoon die goederen wederuitvoert buiten de Gemeenschap, welke hij op zicht, op proef of in consignatie had ontvangen

–      de persoon die goederen wederuitvoert buiten de Gemeenschap, nadat ze door hem zijn hersteld, bewerkt, verwerkt of aangepast.

Indien de dienstverrichter een beroep doet op een onderaannemer voor het verrichten van de goederenvervoerdienst, kan de dienst verricht door de onderaannemer niet van de btw worden vrijgesteld op grond van artikel 41, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek.

Om de marktdeelnemers de nodige tijd te geven zich aan te passen en aangezien dit toch een grote aanpassing binnen de sector zal vergen, zal bovenstaande wetgeving pas ingaan op 1 januari 2022.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Bent u nog mee met al die BTW? Kan u een opfrissing gebruiken? Schrijf u dan nu in voor één of meerdere van onze BTW sessies!

7 October 2021

BTW is niet de afkorting van “by the way” of “bring the wine” maar van “belasting over toegevoegde waarde”. Een complexe materie die razendsnel evolueert.

Vanuit HLB willen we dat u als ondernemer, starter of teamlid de mogelijkheid heeft om op een praktische en aangename manier hiervan kennis op te doen of op te frissen. Daarvoor organiseren we vier sessies rond de btw-materie die we opnieuw real life maar in beperkte groep (maximum 15 deelnemers) uitrollen. De sessies kunnen als één geheel gevolgd worden of er kan voor één of meerdere sessies geopteerd worden.

PROGRAMMA

Sessie 1 start met de basis, elk btw-vraagstuk is immers simpel op te lossen. Wij geven aan de hand van verschillende voorbeelden het denkpatroon mee en gaan dieper in op de btw-verplichtingen van facturen, aangiftes etc. Heeft u af en toe ook wel eens problemen met bepalen of u btw dient aan te rekenen en welk tarief? Dan is deze sessie ideaal.

Gedurende sessie 2 verdiepen we ons in de internationale handel en meer specifiek in de goederenbewegingen. We gaan dieper in op de verkoop van goederen zowel lokaal, als tussen de EU-lidstaten maar ook ten opzichte van derde landen. We gaan kijken wat de relevante btw-behandelingen zijn ook in het geval van kettingtransacties en welke implicaties dit heeft op uw boekhouding en facturatieverplichtingen.

Sessie 3 blijven we in de internationale omgeving maar ditmaal leggen we de focus op de dienstverleningen. Wat zijn de juiste regels voor correcte facturatie of zijn er uitzonderingen waarmee ik rekening zou moeten houden? Alles wordt uitvoerig en praktisch aan de hand van verschillende voorbeelden besproken.

De laatste en vierde sessie behandelt de topic rond het recht op aftrek. Hoe zat het ook al weer met de aftrek van publicitaire kosten? Wat zijn hier de algemene regels, wat met mijn bedrijfswagens, laptops of bedrijfsevenementen die we organiseren, we geven een uitgebreid overzicht.

DATA EN LOCATIE

Bluepoint Antwerpen

Sessie 1: dins. 26/10/2021
Sessie 2: dins. 23/11/2021
Sessie 3: dins 7/12/2021
Sessie 4: dins 25/1/2022

Ontvangst vanaf 9u30
10u-12u: seminarie
12u Broodjeslunch en tijd om na te praten

PRIJS

Deelnameprijs bedraagt 500 EUR voor de 4 sessies of 150 EUR per afzonderlijke sessie.

INSCHRIJVEN

Als u de 4 seminaries wil volgen dan volstaat het op onderstaande knop te klikken en op het inschrijvingsformulier aan te duiden dat u de 4 sessies wil volgen.

Schrijf hier in voor de 4 sessies

Indien u eerder een aparte sessie/sessies wil volgen dan klikt u op de onderstaande knop bij de sessie/sessies waarin u interesse heeft.

Schrijf hier in voor sessie 1  Schrijf hier in voor sessie 2 Schrijf hier in voor sessie 3 Schrijf hier in voor sessie 4

Indien volzet zal de website aangeven dat u zich op de wachtlijst kan zetten.

ATTEST

HLB Belgium is erkend door het ITAA als vormingsoperator. Indien u graag een opleidingsattest heeft, gelieve dit bij inschrijving aan te duiden.

Hopelijk tot dan!

Vergoeding auteursrechten onder vuur!

7 October 2021

Het succes van de vergoeding door middel van auteursrechten kent zijn oorsprong in de zeer gunstige fiscale behandeling van deze inkomsten. Dit leidde ertoe dat steeds meer beroepen deze fiscale gunstregeling gingen toepassen. Echter, deze brede toepassing ligt al een tijdje onder vuur.

Pro memorie

De auteursvergoeding is een vergoeding voor het overdragen van de exploitatierechten van een bepaald auteursrechtelijk beschermd werk. Het auteursrechtenregime werd in het leven geroepen voor artistieke beroepen die geen regelmatig inkomen hebben. Deze grilligheid in inkomsten zou door het systeem uitgevlakt worden. Het beoordelingselement is de ‘originaliteit’ van het werk maar dit begrip geeft ruimte voor een brede interpretatie wat maakt dat ook journalisten, softwareontwikkelaar, architecten, ontwerpers, … het regime zijn gaan toepassen. Deze brede toepassing botst echter meer en meer op tegenkanting.

Fiscaal

Het is geen geheim dat inkomsten van auteursrechten fiscaal zeer gunstig behandeld worden. Het geldende tarief is 15% maar doordat er een forfaitaire onkostenaftrek toegepast mag worden, bedraagt het effectieve tarief 7,5% tot 15% naargelang de hoogte van de inkomsten. Vergeleken met de tarieven in de personenbelasting is het succes van dit regime niet ver te zoeken.

Rulingcommissie

Het is vaste praktijk om zich te conformeren naar de voorwaarden die de rulingcommissie oplegt in haar vele rulings omtrent auteursrechten. We stellen echter wel vast dat de rulingcommissie steeds meer bijkomende voorwaarden oplegt. Daarnaast wordt ze strikter in de toepassing van het regime en gaat het aandeel aan inkomsten dat in aanmerking zou komen als auteursrecht, stelselmatig naar omlaag.

Conclusie

Het auteursrechtenregime blijft een heikel punt. Omwille van de beperkte wetgeving die een brede interpretatie toelaat is men aangewezen op de pseudo-wetgeving van de rulingcommissie. Dit neemt echter niet weg dat auteursrechten nog steeds interessant blijven, vooropgesteld dat men binnen de grenzen blijft die de rulingcommissie vooropstelt. De overdracht of cessie van auteursrechten moet overigens contractueel vastgelegd worden in een overeenkomst, waaruit bij voorkeur blijkt dat aan alle voorwaarden voldaan is zodat ze verdedigbaar is bij een eventuele controle door de belastingadministratie.

Denkt u in aanmerking te komen voor auteursrechtenregime? Gezien de complexe en snel evoluerende materie is een overleg met uw HLB-expert geen overbodige luxe.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Heb ik nu een vaste inrichting of niet?

6 October 2021

Steeds meer krijgen wij vragen van buitenlandse ondernemers die in België activiteiten willen opstarten, om te onderzoeken wat de fiscale gevolgen hiervan zouden zijn in België, m.a.w.: wordt er, door op deze of gene wijze te handelen, een vaste inrichting gecreëerd of net niet? Helaas is het antwoord niet steeds eenvoudig te geven. Hiervoor zijn een aantal redenen.

Dubbelbelastingverdragen

In eerste instantie gaan we een analyse maken van de regels zoals opgenomen in het dubbelbelastingverdrag (DBV) tussen België en het land van de onderneming die in België activiteiten wenst op te starten. Meestal is in het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag een artikel opgenomen dat de elementen vastlegt die tot het bestaan van een vaste inrichting leiden, zoals: een plaats waar leiding gegeven wordt, een filiaal, kantoor, fabriek of werkplaats of de uitvoering van bouw- en constructiewerkzaamheden waarvan de duur een bepaald aantal maanden bedraagt.

Eveneens is in menig dubbelbelastingverdrag een negatieve lijst opgenomen met elementen die net niet leiden tot een vaste inrichting. Een klassieker in deze lijst is de niet-onafhankelijke vertegenwoordiger. Dit is de handelsvertegenwoordiger die finaal geen bevoegdheid heeft om contracten te sluiten en te ondertekenen voor de onderneming. Echter, recent zorgt e.e.a. voor turbulentie.

Multilateraal Instrument

Aangezien België een kleine 100 DBV-en afgesloten heeft en elke wijziging in principe per verdrag onderhandeld zou moeten worden, zou dit jaren in beslag nemen. Dubbelbelastingverdragen zijn echter quasi steeds op het OESO-modelverdrag geïnspireerd, waardoor ze qua structuur vrijwel gelijk lopen. Hiervan heeft men gebruik gemaakt en in de schoot van de OESO werd het Multilateraal Instrument (MLI) ontwikkeld waarmee het aanpassen van bestaande dubbelbelastingverdragen vereenvoudigd wordt. Het MLI voorziet namelijk in een aantal wijzigingen die, wanneer beide verdragslanden akkoord zijn over een bepaalde invulling van een artikel, doorwerken in het dubbelbelastingverdrag. Concreet betekent dit dat we bij een analyse steeds het dubbelbelastingverdrag samen moeten lezen met het MLI.

Om het nog complexer te maken biedt het MLI voor bepaalde artikelen (bijvoorbeeld voor het artikel handelend over de commissionair), verschillende opties. Het is dus mogelijk dat twee verdragslanden het MLI ondertekenen, waardoor het dus van toepassing is, maar toch een verschillende optie kiezen voor een bepaald artikel.

Gevolgen

Het MLI biedt landen de mogelijkheid om de definitie van een vaste inrichting in hun dubbelbelastingverdragen te verbreden waardoor er dus sneller dan vroeger sprake zal zijn van een vaste inrichting, met alle gevolgen van dien. Zo zal er tussen sommige landen al sprake zijn van een vaste inrichting wanneer onze niet-handtekeningsbevoegde vertegenwoordiger nog maar helpt bij het tot stand komen van een overeenkomst of zelfs louter aanwezig is in een land. Hetzelfde bij constructiewerkzaamheden, dit kan al leiden tot een vaste inrichting bij een duur vanaf 30dagen volgens het Belgische interne recht waar dat de duur volgens het OESO-modelverdrag 12 maanden bedraagt.

Besluit: heb ik nu een vaste inrichting of niet?

Deze vraag is dus niet zo eenvoudig te beantwoorden en behoeft een grondige analyse van de feitelijke omstandigheden en het contractuele en operationele kader van de buitenlandse onderneming in België versus de toepasselijke Belgische en internationale regelgeving. Daarbij komt dat zelfs bij het niet bestaan van een belastbare vaste inrichting, er nog wel sprake kan zijn van een Belgische inrichting met nog steeds een aantal gevolgen.

Kortom, waag u niet zelf aan deze materie maar doe beroep op een expert. Onze HLB specialisten zoeken het graag voor uit.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Contacteer ons
x
x

Delen via:

Link:

Copied to clipboard Kopieren