Bijzonder taxatieregime buitenlandse kaderleden op de schop.

9 December 2021

De Regering plant om, vanaf 1/1/2022, een nieuwe fiscale regeling in te voeren ten behoeve van buitenlandse werknemers, kaderleden en onderzoekers die in België komen werken.

Deze zou de huidige administratieve expat regeling, in toepassing van de circulaire van 8/8/1983, vervangen.

De basisprincipes van het voorliggend ontwerp zijn de volgende :

-er is geen nationaliteitsvoorwaarde meer ; de betrokkene mag de Belgische nationaliteit hebben.

-rechtstreekse aanwerving in het buitenland door een Belgische onderneming die deel uitmaakt van een internationale groep of detachering naar België binnen een internationale groep.

-in de voorbije 60 maanden mag de betrokkene geen Belgisch rijksinwoner zijn geweest, noch binnen een afstand van 150 km van de Belgische grens hebben gewoond, noch Belgische inkomsten hebben gehad onderworpen aan de BNI.

-er moet een minimum bruto bezoldiging van 75.000€ per kalenderjaar worden toegekend.

-er kunnen bovenop de bezoldigingen zgn kosten eigen aan de werkgever, die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling, belastingvrij worden toegekend tot een bedrag van 30% van de bruto bezoldiging met een maximum van 90.000€ per jaar.

-een belangrijke nieuwe voorwaarde is dat dit bijzonder regime slechts van toepassing kan zijn gedurende een periode van maximum 5 jaar, verlengbaar met maximum 3 jaar.

-net zoals het bestaande regime dient de toepassing ervan aangevraagd te worden bij de Administratie binnen een termijn van 3 maanden vanaf de Belgische indiensttreding.

-het wereldwijd inkomen dient te worden aangegeven in België als Belgisch rijksinwoner (niet langer belasting als niet-inwoner in België) tenzij de woonstaat een fiscaal attest van rijksinwoner onderworpen aan de inkomstenbelasting van die staat verstrekt

Wat met de kaderleden die van het huidige regime genieten?

Voor hen is er een overgangsregeling voorzien :

-zij die op 1/1/2022 sinds max 5 jaar van het huidige regime genieten en aan de voorwaarden van het nieuwe stelsel voldoen, kunnen de toepassing van het nieuwe stelsel uiterlijk op 30/6/2022 aanvragen. Bij een positieve beoordeling door de Administratie zal de betrokkene van het nieuwe regime kunnen genieten voor de resterende periode van 5 jaar, verlengbaar met max 3 jaar.

Ingeval van een negatieve beoordeling van de aanvraag daarentegen, verliest de betrokkene definitief ook het voordeel van het huidige regime!!

Voor die kaderleden, die geen aanvraag doen om van het nieuwe regime te genieten, geldt er een uitloopperiode van 2 jaar dat het huidige regime nog van toepassing blijft.

Besluit:

Dit nieuwe 30% regime is fundamenteel verschillend en lijkt meestal ook substantieel minder gunstig dan bvb het Nederlandse 30% regime of het Belgische expat regime van toepassing tot 1983.

Voor de kaderleden die van het huidige bijzonder taxatieregime voor buitenlandse kaderleden genieten zal het zeer belangrijk zijn om de afweging te maken om de overstap naar het nieuwe regime te doen (aanvraag daartoe uiterlijk 30/6/2022), ofwel voor de uitloopperiode van 2 jaar te kiezen.

Het spreekt voor zich dat diegenen die reeds meer dan 5 jaar van het huidige regime genieten, de uitloopperiode de enige weg is.

Vanuit onze uitgebreide kennis van en terreinervaring met het expat regime, ook betrokken bij het tot stand komen van de circulaire van 8/8/1983, zijn wij als HLB tax graag uw aanspreekpunt voor de evaluatie dossier per dossier van de juiste weg.

Marc Dierckx

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar marc.dierckx@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

0232292740

Email

VVPRbis-kapitaal: nog dit jaar volstorten en dividend uitkeren?!

8 December 2021

De regering sleutelt momenteel aan de voorwaarden om dividenden uit KMO-vennootschappen uit te keren aan een verlaagd tarief van de roerende voorheffing (VVPRbis). De wijzigingen zijn gepland in voege te treden vanaf 1 januari 2022. Nog snel handelen is de boodschap, beter voorkomen dan genezen (en wachten zo zal blijken uit dit artikel).

Pro Memorie: VVPRbis

Het VVPRbis-regime (‘verlaagde voorheffing/précompte réduit) verlaagt het tarief van de roerende voorheffing (RV) op dividendenuitkeringen door KMO-vennootschappen van 30% naar 20% resp. 15%. Eén van de voorwaarden om van de verlaagde RV te kunnen genieten is dat de dividenden moeten voortkomen uit ‘nieuwe’ aandelen op naam die verworven zijn met inbrengen in geld gedaan vanaf 1 juli 2013 alsook dat de inbrengen volledig volstort zijn op het ogenblik van de dividenduitkering.

Voor dividenduitkeringen die plaats vinden uit de winstverdeling in het tweede boekjaar na  het boekjaar van de inbreng wordt het tarief van de roerende voorheffing naar 20% gebracht. Voor dividenduitkeringen die plaats vinden vanaf het derde boekjaar volgend op de inbreng geldt een tarief van 15%.

Schrapping kapitaal BV

Met de invoering van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) werd o.a. bij de BV (voorheen BVBA) het (minimum)kapitaal geschrapt. Waar zij voordien een minimumkapitaal had van 18.550 EUR en er minstens 6.200 EUR volstort moest worden bij de oprichting kan zij nu dus kapitaalloos zijn. Weet dat het gestort kapitaal van de BV per 1/1/2020 automatisch omgevormd werd tot ‘onbeschikbare eigen vermogensrekening’ die d.m.v. een statutenwijziging ‘beschikbaar’ gemaakt kan worden en vervolgens uitgekeerd kan worden. Het niet-gestort gedeelte van het kapitaal werd van rechtswege omgevormd tot een ‘eigen vermogensrekening niet-opgevraagde inbrengen’.

Vervolgens rees de vraag of BV’s die hun minimumkapitaal nooit volstort hadden, om van het VVPRbis-regime gebruik te kunnen maken, alsnog zouden moeten volstorten. De Rulingcommissie bevestigde dat zulke vennootschappen het VVPRbis-stelsel wel degelijk kunnen toepassen maar dat het kapitaal echter volledig volstort moet zijn, zij het echter dat een BV perfect het kapitaal kan verminderen tot het reeds volstort gedeelte. M.a.w. een BV met een ‘beschikbare eigen vermogensrekening’ van 18.550 EUR waarvan maar 6.200 EUR volstort is, kan afzien van de volstortingsplicht d.m.v. een vermindering van de inbreng tot het volstort gedeelte. Dit heeft tot gevolg dat de volledige inbreng 6.200 EUR bedraagt én aldus aan de volstortingsplicht voldaan is. Vervolgens kan zij een dividenduitkering met verminderde RV doen onder het VVPRbis-stelsel.

Kink in de kabel

Recent echter werd door de Ministerraad een voorontwerp tot wet goedgekeurd waarin de regering stelt dat het nooit de bedoeling is geweest dat het initieel toegezegde kapitaal niet volstort zou worden om vervolgens toch van het VVPRbis-stelsel te kunnen genieten, zoals de Rulingcommissie toelaat in haar voorafgaandelijke beslissingen.

Het voorontwerp stelt nu om toepassing te kunnen maken van het VVPRbis-stelsel dat:

  • de initiële bij de uitgifte van de aandelen onderschreven sommen volledig gestort moeten worden;
  • een overgangsregeling werd voorzien voor vennootschappen die vanaf 1 mei 2019 en de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling een vrijstelling tot volstorting bij statutenwijziging hebben doorgevoerd; zij kunnen slechts in aanmerking komen indien zij (voor 31/12/2022) een kapitaalverhoging in geld doorvoeren waardoor de inbreng het initiële onderschreven niveau haalt.

Daarnaast wordt de startdatum van de twee- en driejarige termijn aangepast: waar de termijn momenteel aanvangt na de inbreng (niet-volstorting) zullen voornoemde termijnen pas ingaan na volstorting. Vennootschappen die hun statuten aanpasten naar het WVV en  reeds afzagen van de volstortingsplicht krijgen de tijd tot 31 december 2022 om hun inbreng toch terug op het initiële niveau te brengen. Voor vennootschappen die nog niet aan de volstortingsplicht voldeden en in 2022 volstorten, zou de termijn opnieuw beginnen lopen (onder voorbehoud).

Concreet voorbeeld

Stel een BVBA die in 2018 werd opgericht met een toegestaan kapitaal van 18.550 EUR waarvan 6.200 EUR volstort bij oprichting en haar eerste boekjaar sluit af op 31 december 2018. Deze vennootschap zou in 2021 uit de winstverdeling een dividenduitkering kunnen doen aan 15% voor wat betreft het in aanmerking komende (=volstort) kapitaal. Indien zij gedurende 2021 haar statuten aangepast heeft, kan zij afzien van de volstortingsplicht en haar kapitaal (inbreng) verlagen tot bv. 6.200 EUR. Deze 6.200 EUR omvat nu de volledige inbreng, is volledig volstort en vervolgens kunnen, onder de huidige regels, alle dividenden aan 15% RV uitgekeerd worden i.p.v. 30%.

Onder het nieuwe voorstel echter, zou deze vennootschap haar initiële toegestane kapitaal moeten volstorten en dus zullen de aandeelhouders 12.350 EUR (18.550 – 6.200) in cash moeten ophoesten en op rekening van de BV storten. Vervolgens kan zij een VVPRbis-uitkering doen aan het verlaagde tarief vanaf het 2de resp 3de boekjaar na volstorting (volstorting in 2021 dus vanaf 2023, resp 2024).

Hoe reageren?

In het voorbeeld van hierboven is het wellicht aangeraden om nog in 2021 de initiële toegezegde sommen te volstorten alsook nog in 2021 een VVPRbis-uitkering te doen (gesteund op de huidige visie van de Rulingcommissie). Stel dat men pas in 2022 zou volstorten, dan geldt de nieuwe regeling omtrent de startdatum van de twee- en driejarige termijn met als gevolg dat pas in 2024 aan 20% en 2025 aan 15% RV uitgekeerd kan worden (tenzij men onder de overgangsregeling zou vallen).

Dit alles onder voorbehoud van eventuele wijzigingen aan het wetsontwerp.

In een volgend stadium zou een vermindering van de volstortte inbrengen mogelijks overwogen kunnen worden  (dit evenwel onder voorbehoud van eventuele anti-misbruik bepalingen en pro-rata regels).

Besluit

Bevindt uw vennootschap zich in één van voormelde situaties of bent u niet zeker of dit op uw vennootschap van toepassing is? Neem contact op met HLB: wij volgen deze materie op de voet op en bekijken samen met u welke actie er ondernomen moet worden.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

De saga rond de beperking van de vrijstelling inzake uitvoer gerelateerde vervoersdiensten continues …

2 December 2021

Wij hebben ondertussen vernomen dat de nieuwe maatregelen enkel betrekking hebben op het zuivere vervoer en niet op de bijkomende diensten.

Dat betekent dat enkel de zuivere vervoersdiensten dewelke in onderaanneming worden gedaan niet langer van de vrijstelling kunnen genieten.

Op de overige diensten zoals:

  • het laden, lossen, overslaan en overpompen van goederen;
  • het wegen, meten en peilen van goederen;
  • het verpakken, overpakken en het uitpakken van goederen;
  • het behandelen, het stouwen en verstouwen van goederen;
  • het nazien, onderzoeken en in ontvangst nemen van goederen;
  • het beveiligen van goederen tegen slecht weer, diefstal, brandgevaar en ander gevaar voor verlies of vernieling;
  • het opbergen en bewaren van goederen;
  • het verrichten van formaliteiten bij invoer, uitvoer uit de Gemeenschap of douanevervoer en die zijn voorgeschreven overeenkomstig een communautaire bepaling.

Zal er geen impact zijn en deze zullen ongewijzigd ten opzichte van vandaag kunnen gefactureerd worden ongeacht of deze in onderaanneming zijn gedaan, de vrijstelling blijft hierop verder van toepassing.

Bedoeling van de overheid is om de wijziging (=de beperking van de vrijstelling) enkel te beperken tot de feitelijke situatie die aan het Europees Hof werd voorgelegd, namelijk het vervoer van goederen die bestemd zijn voor de uitvoer.

Daarenboven werd ondertussen gecommuniceerd dat de implementatie zal worden uitgesteld naar 1 april 2022.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Contacteer ons
x
x

Delen via:

Link:

Copied to clipboard Kopieren