Wijziging aftrekbaarheid autokosten vanaf aanslag 2021: ook voor U een verdoken belastingverhoging?

20 September 2019

Een gedeelte van de laatste hervormingsfase houdt in dat de huidige aftrekformule voor de wagenkosten op de schop gaat en wordt vervangen door een nieuwe gramformule.

De aftrek voor wagenkosten blijft onverminderd afhankelijk van de wagen haar CO2-uitstoot, maar probeert bedrijven die beschikken voor een minder groen wagenpark in een meer ecologische richting te duwen door de wagenaftrek te beperken.

De huidige aftrekregeling

De bestaande regeling ziet er als volgt uit:

De nieuwe ‘gramformule’

Zoals de wetgeving vanaf 1 januari 2020 op vandaag ter tafel ligt, worden de gekende CO2-klassen ingeruild voor een individuele gramformule (dus in principe per wagen). Daarenboven wordt de aftrekbaarheid van de brandstof tevens aan de aftrekbaarheid van de wagen gekoppeld. Voor veel kmo’s zal dit waarschijnlijk een hogere administratieve opvolging met zich meebrengen.

De 120%-aftrek voor elektrische wagens verdwijnt eveneens.

Het is belangrijk om te vermelden dat de nieuwe regeling van toepassing wordt op het volledige wagenpark (dus niet enkel voor nieuwe wagens).

De gramformule ziet er als volgt uit:

Voorbeeld: een Volkswagen Golf 1.6 TDI met een CO2-uitstoot van 108 g/km is op heden 80% aftrekbaar. Vanaf 1 januari 2020 wordt dit 66%.

Een snelle analyse van de populairste Belgische bedrijfswagens (VW Golf, Skoda Octavia, BMW X1, Renault Scénic, etc.) leert dat wagens op louter fossiele brandstoffen (m.u.v. de allerkleinste modellen) fiscaal worden afgestraft.

Voor een analyse van uw wagenpark, kunt u vanzelfsprekend bij uw vertrouwd HLB-expert terecht.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Tegenbewijs bij forfetaire waardering voordelen van alle aard

18 September 2019

In casu betrof het de situatie van een zaakvoerder die een lening werd toegekend door zijn vennootschap door een voorschot in rekening-courant waarvoor een overeenkomst was afgesloten.  De zaakvoerder betaalde hierop een rente van 4,5% en had geen belastbaar voordeel alle aard aangegeven in zijn belastingaangifte, gezien er volgens hem geen voordeel was ontvangen vermits er een marktconforme rente was betaald.

De fiscus had de belastingplichtige echter belast op het verschil tussen de door de Koning forfaitair bepaalde rentevoet van 9% (artikel 18 KB WIB 92) voor het betreffende inkomstenjaar en de betaalde rentevoet van 4,5%.

De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard dienen ingevolge artikel 36 WIB 92 geraamd op hun “werkelijke waarde” in hoofde van de verkrijger en aan de Koning werd de bevoegdheid toegekend om “die voordelen op een vast bedrag te ramen”.  In artikel 18 KB WIB 92 zijn de door de Koning vastgestelde forfaitaire waarderingsregels opgenomen voor verschillende voordelen van alle aard.  Het betreft onder meer ‘goedkope’ leningen, de kosteloze beschikking over onroerende goederen, PC, tablet, mobiele telefoon, internetaansluiting, voordeel voor gratis verwarming en elektriciteit, enz.

Tot op heden werd door de minister meermaals bevestigd dat als een werknemer een marktconforme bijdrage betaalt voor het voordeel van alle aard, die lager is dan de forfaitair bepaalde waardering van het voordeel, hij alsnog belastbaar blijft op het verschil tussen de forfaitaire waardering en de betaalde bijdrage.

In voormeld arrest wijst het hof dit standpunt van de fiscus echter af en stelt het hof dat de belastingplichtige wel degelijk het tegenbewijs kan leveren voor het bestaan en het bedrag van het belastbaar voordeel van alle aard.  Het hof oordeelde dat het marktconform karakter voor de door de zaakvoerder gehanteerde rentevoet werd bewezen o.m. door een voorgelegde studie en er aldus geen sprake meer was van een genoten belastbaar voordeel van alle aard.  De betaalde rente werd aanzien als een evenwaardige tegenprestatie voor de verstrekte lening.  Artikel 18 KB WIB 92 strekt er enkel toe de waarde van het voordeel van alle aard forfaitair te bepalen, maar omvat geen bepalingen over de vaststelling van het bestaan van het belastbaar voordeel.  Indien het tegenbewijs van de werkelijke waarde van het voordeel niet wordt geleverd, kan de fiscus zonder meer de forfaitaire waarderingsregels toepassen.

Op basis van voorgaand arrest wordt voor de belastingplichtige een mogelijkheid gecreëerd om het tegenbewijs te leveren van de werkelijke waarde voor een door de belastingdienst forfaitair bepaald belastbaar voordeel, in de situatie dat er een marktconforme bijdrage werd betaald.

Uw vertrouwde HLB contactpersoon adviseert u graag over de mogelijkheden in uw concrete situatie.

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Renovatie van een gebouw door huurder: wat met aftrek van btw?

24 June 2019

Indien de huurder geen vergoeding voor de werken verkrijgt van de huurder, dan gelden de normale regels van btw aftrek. Hier moet dan vanzelfsprekend rekening gehouden worden met de herzieningstermijnen die hierop van toepassing zijn.

Indien de huurder wel wordt vergoed door de verhuurder, geldt het commissionairsprincipe op grond van een arrest van het Hof van Cassatie niet. De huurder wordt geacht de werken onder bezwarende titel te hebben verstrekt en hiervoor geldt dan ook de facturatieplicht. In veel gevallen zullen de werkzaamheden vallen onder werken in onroerende staat, waarop de btw verlegd zal worden.

De vergoeding die de huurder verkrijgt geldt hierbij dan als maatstaf van heffing, waarop de verschuldigde btw dient te worden berekend. Het speelt hierbij geen rol hoe de vergoeding wordt verkregen, hetzij als een rechtstreekse betaling, hetzij een vermindering van de te betalen huren, hetzij nog een andere manier van vergoeden.

De btw die hierop van toepassing is, is voor de huurder volgens de normale regels aftrekbaar. Hiervoor gelden ook de normale herzieningstermijnen.

Voor de verhuurder is btw slechts aftrekbaar indien het gebouw verhuurd wordt onder het stelsel van de btw.

Indien u zich in de situatie van huurder of verhuurder bevindt en u heeft hierbij nog bijkomende vragen, kunnen wij u hierbij assisteren.

Jim Geudens

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar jim.geudens@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Buitenlandse rekeningen aangeven of niet: nu écht geen ontkomen meer aan!

6 June 2019

Last call!

Heel wat belastingplichtigen ontvingen begin mei, voor sommigen tot hun eigen grote verbazing, een last call van de Belgische administratie teneinde zich voor inkomstenjaar 2018 in regel te stellen.

Voor wat betreft 2017 (aanslagjaar 2018) worden er geen boetes of sancties opgelegd voor belastingplichtigen die (eventueel per ongeluk) één of meerdere buitenlandse rekeningen vergaten mee te delen in hun aangifte personenbelasting.

Potentiële controles vanaf aanslagjaar 2019

Het schrijven dat de niet-aangevers afgelopen maand ontvingen, heeft er alle schijn van weg dat de administratie vanaf de aangifte over inkomstenjaar 2018 geen tolerantie meer zal toestaan. Dit zal dus inhouden dat de niet-aangifte van de buitenlandse rekeningen of levensverzekeringen gesanctioneerd zal worden met een boete of administratieve sanctie.

Dubbele meldingsplicht

Als u op enig moment in 2018 houder bent geweest van een rekening of levensverzekering in het buitenland, dan dient u dit te melden in vak XIV van de aangifte personenbelasting. Deze enkelvoudige melding is niet voldoende. Een notificatie ten aanzien van het Centraal Aanspreekpunt dient evenzeer te gebeuren.*

Wat weet de fiscus over mij?

Wanneer U naar myminfin.be surft en voorts doorklikt naar mijn documenten en inlichtingen CRS kunt u een document downloaden waar u de informatie treft die onze Administratie heeft doorgekregen. Hier kunt u bijvoorbeeld nagaan als u per ongeluk geen rekening vergeten heeft.

Indien u hulp behoeft bij het invullen van de notificatie ten aanzien het Centraal Aansprekingspunt, of u twijfelt als u over financiële instrumenten in het buiteland beschikt die potentieel moeten worden aangegeven, aarzel niet om uw HLB-expert te contacteren.

*De CAP is een onderdeel van de Nationale Bank van België, https://www.nbb.be/en/cr-centraal-aanspreekpunt-point-de-contact-central

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Personenbelasting aanslagjaar 2019: what’s new?

6 June 2019

Indientermijnen

De termen indienstress en aangifte personenbelasting kunnen soms in één zin worden teruggevonden. Om dergelijke stress te vermijden bieden wij u hieronder een overzicht van de verschillende indiendata:

  1. U ontving een voorstel van vereenvoudigde aangifte?
  • U gaat akkoord? Dan hoeft u niets te doen.
  • U gaat niet akkoord?
    • Aanpassingen op papier: 28/06/2019
    • Aanpassingen via tax-on-web: 11/07/2019
  1. U ontving geen voorstel van vereenvoudigde aangifte?
  • Indiening op papier: 28/06/2019
  • Indiening via tax-on-web: 11/07/2019
  1. U vertrouwt de indiening toe aan een mandataris
  • Indieningsperiode t.e.m. 24/10/2019

Enkele vernieuwingen

Zoals ieder jaar voert de Administratie heel wat veranderingen door, de belangrijkste sommen we even op.*

  1. Vak VII – Inkomsten van kapitalen en roerende goederen

Ter activering van de ‘slapende spaartegoeden’ voerde de wetgever vanaf 01/01/2018 een nieuwe maatregel in. Tot een maximum korf van 640 EUR per belastingplichtige (dus 1.280 EUR als u met twee wordt belast) aan dividenden zijn vrij van personenbelasting. Dit houdt aldus in dat u maximaal 640 EUR x 30% = 192 EUR aan ingehouden roerende voorheffing kunt terugvorderen (of in geval van dividend waarop geen R.V. is ingehouden, deze 640 EUR niet moet aangeven).

Welke aandelen vallen niet onder het gunstregime?

  1. Tussenkomst van juridische constructies
  2. Instellingen van collectieve belegging
  3. Gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Welke aandelen vallen wél onder het gunstregime?

  1. Belgische/buitenlandse aandelen waarop RV is afgehouden
  2. Buitenlandse aandelen waarop geen RV is afgehouden

Hoe aan te geven?

U vult de verrekenbare roerende voorheffing in, in rooster 1437 en/of 2437.

Het vrijgestelde dividend (tot max. 640 EUR) mag men NIET in de aangifte vermelden (ongeacht of het Belgische op buitenlandse aandelen betreffen). Als u aldus een buitenlands dividend ontvangt waarop geen roerende voorheffing ontvangen is, dient u deze in principe aan te geven. 640 EUR op dit dividend zal echter niet moeten worden aangegeven daar het onder het gunststelsel valt.

  1. Rubriek E – effectenrekeningen

In het zog van de effectentaks die vorig jaar leven werd ingeblazen, is er onder Rubriek E een nieuwe code verschenen. De effectentaks geldt voor gemiddelde vermogens > 500.000 EUR. Ongeacht het vermogen dat op de effectenrekening staat, dient u code 1072/2072 aan te kruisen vanaf het moment dat u tussen 10.03.2018 – 31.12.2018 titularis bent geweest van méér dan één effectenrekening.

  1. Rubriek E – betalingen voor pensioensparen

Voor de belastingplichtigen die opteren voor het verhoogde maximumbedrag pensioensparen (tot beloop van 1.230,00 EUR en 25% belastingvermindering, i.p.v. 30% tot 960,00 EUR), werd er géén aparte code voorzien. Onder code 1361/1362 vult u ongeacht voor welk stelsel u gekozen hebt, de gestorte bedragen in.

  1. Vak XVIII – Wettelijk kostenforfait voor winstbehalers

Tot voor 01/01/2018 beschikten zelfstandigen die vak XVIII dienen in te vullen, in tegenstelling tot werknemers en batenbehaler, niet over een wettelijk kostenforfait. De eenmanszaak-winstbehaler diende  aldus immer zijn werkelijke beroepskosten te bewijzen.

Vanaf aanslagjaar 2019 is deze ‘discriminatie’ van de baan en kan de winstbehaler nu ook genieten van een 30% kostenforfait (met een maximum tot 4.720 EUR). Wanneer u wenst te genieten van dit forfait, vult u rubriek 8 niet in.

*Voor specifieke vragen over de andere en bovenstaande wijzigingen, kunt u natuurlijk bij uw vertrouwde HLB-expert terecht.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

De gewijzigde mobiliteitsvergoeding en het nieuw ingevoerde mobiliteitsbudget in werking met ingang van 1 maart 2019

2 May 2019

Eén van de belangrijkste wijzigingen is de uitbreiding van het toepassingsgebied naar werknemers die niet over een bedrijfswagen beschikken, maar wel in aanmerking komen voor toekenning van een bedrijfswagen.  Tot op heden is deze “alles of niets”- maatregel echter nog niet erg succesvol gebleken.

Een tweede Wet van 17 maart 2019 (publicatie Belgisch Staatsblad 29 maart 2019) voert het mobiliteitsbudget in vanaf 1 maart 2019.  Indien een werkgever beslist tot invoering van het mobiliteitsbudget in zijn onderneming kan in dit stelsel een werknemer die over een bedrijfswagen beschikt of hiervoor in aanmerking komt, deze inruilen voor een jaarlijks budget te gebruiken voor de financiering van bepaalde mobiliteitsuitgaven.  Het stelsel is gebaseerd op volgende drie pijlers:

  1. Milieuvriendelijke wagen
  2. Duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten
  3. Geld

Zoals bij de mobiliteitsvergoeding heeft de werkgever de mogelijkheid om te opteren voor de invoering van het mobiliteitsbudget binnen zijn onderneming en het behoort tevens tot de bevoegdheid van de werkgever om te beslissen welke duurzame vervoersmiddelen uit de tweede pijler die door de wet voorzien zijn, worden aangeboden aan de werknemers.  De werknemer dient schriftelijk de aanvraag tot toepassing van het mobiliteitsbudget te richten aan de werkgever en na goedkeuring dient de toepassing ervan vastgelegd in een overeenkomst die als sociaal document integrerend deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst.

Het mobiliteitsbudget kan vrij besteed worden binnen de drie pijlers en binnen de keuzemogelijkheden geboden door de werkgever.

Binnen de eerste pijler kan nog steeds geopteerd worden voor een bedrijfswagen, mits deze kwalificeert als milieuvriendelijk (elektrische wagens of (hybride) wagens die voldoen aan bepaalde CO²-uitstoot-, emissienormen en minimale energiecapaciteit van de batterij voor hybride wagens).  De milieuvriendelijke bedrijfswagen ondergaat de fiscaliteit van toepassing op gewone bedrijfswagens.

Onder de tweede pijler biedt de wet volgende mogelijkheden, waaruit de werkgever een selectie kan maken:

  • Zachte mobiliteit (o.a. (elektrische) fietsen, gemotoriseerde rijwielen en bromfietsen, uitsluitend elektrisch aangedreven motorfietsen, step, monowheel, …)
  • Openbaar vervoer en gelijkgesteld vervoer (o.a. abonnementen voor woon-werktraject van de werknemer, tickets voor openbaar vervoer binnen de EER voor b.v. weekendtrips met het gezin, …)
  • Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (o.a. ‘kantoorbussen’ ingericht met kantooruitrusting, …)
  • Deeloplossingen (o.a. carpooling, deelauto’s, deelfietsen, huur van voertuigen voor maximaal 30 dagen,…)
  • Huisvestingskosten voor een woning binnen een straal van 5 km van de normale plaats van tewerkstelling (o.a. huur, interesten hypothecaire lening, …)

De tweede pijler geniet een volledige fiscale en sociale vrijstelling zowel voor de werkgever als voor de werknemer.

Het saldo dat niet door de eerste en/of tweede pijler wordt ingevuld, wordt in één keer in geld uitbetaald ten laatste met het loon van januari in het volgend jaar.  Op de uitbetaling in geld wordt een bijzondere bijdrage van 38,07% ingehouden.  Het toegepaste percentage stemt overeen met het percentage van de werkgeversbijdragen sociale zekerheid (25%) verhoogd met de werknemersbijdragen sociale zekerheid (13,07%) die van toepassing zijn op de gewone bezoldiging.  De uitbetaling in geld is uitdrukkelijk uitgesloten uit het loonbegrip voor de berekening van de sociale bijdragen en er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen op van toepassing.

Het beschikbaar mobiliteitsbudget wordt bepaald o.b.v. de ‘total cost of ownership’ van de bedrijfswagen die naast de financieringskost, eveneens de brandstofkosten, verzekeringskosten en fiscale en parafiscale lasten omvat en bepaald wordt na aftrek van de persoonlijke bijdrage van de werknemer, indien van toepassing.

Het mobiliteitsbudget is niet onderworpen aan de loonindexatie die van toepassing is op het loon.  Een andere wijze van aanpassing kan wel voorzien worden tussen de partijen, maar mag evenwel de loonindex niet overschrijden.

Zoals de mobiliteitsvergoeding is het mobiliteitsbudget gebonden aan de functie van de werknemer en zal het recht op het mobiliteitsbudget vervallen als de werknemer een nieuwe functie uitoefent die geen recht meer geeft op een bedrijfswagen.

De mobiliteitsvergoeding en het mobiliteitsbudget zijn beide uitgesloten in geval van een ‘salary sacrifice’, wat het geval is indien de bedrijfswagen geheel of gedeeltelijk mee werd gefinancierd via de inlevering van brutoloon.

In een uitvoeringsbesluit van 21 maart 2019 (Belgisch Staatsblad van 29 maart 2019) wordt het beheer van het mobiliteitsbudget verder vorm gegeven.  De werkgever dient een ‘mobiliteitsrekening’ te creëren die door de werknemer ten allen tijde te consulteren is.  De gegevens omtrent het mobiliteitsbudget dienen gedurende een periode van zeven jaren bijgehouden te worden.

Voor aanvullende informatie verwijzen we tevens naar de nieuwe website gecreëerd door de overheid ‘mobiliteitsbudget.be’ waar in een zeer uitgebreide FAQ de nieuwe regeling wordt toegelicht.

HLB begeleidt u graag bij de analyse van wat het voordeel van de toepassing van de mobiliteitsvergoeding of het mobiliteitsbudget kan zijn voor uw onderneming.

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Aftrek historische btw bij optionele btw heffing onroerende verhuur

2 May 2019

Een verhuurder van een onroerend goed die gebruik maakt van de optionele btw heffing vanaf 1 januari 2019, zal de btw kunnen recupereren die aan hem werd aangerekend. Dit gaat vanzelfsprekend over de btw aangerekend vanaf 1 januari 2019, maar ook de btw die voorheen werd aangerekend, de zogenaamde historische btw.

Het gaat dan over de btw op de kosten van de oprichting vanaf 1 oktober 2018, de kosten voor de afbraak, grondwerken, intellectuele werken (mag ook zijn van vóór 1 oktober 2018).

Begin van het jaar publiceerde de administratie hoe deze historische btw kan worden teruggevraagd. Er zal echter geen effectieve teruggaaf kunnen gevraagd worden in 2019.

Het is de bedoeling dat eerst een inventaris wordt opgemaakt van de btw die zal worden teruggevraagd. Deze inventaris zal moeten overgemaakt worden aan het bevoegde controlekantoor.

De btw mag dan in 2019 slechts in aftrek worden genomen ter hoogte van wat er in de desbetreffende btw aangifte als verschuldigde btw zou worden aangegeven (dus wat er normaal in rooster 71 zou staan zonder de aftrek van de historische btw). Indien er nog een overschot is aan historische btw, moet dit worden overgedragen naar de volgende btw aangifte. Indien er na de aangifte over november 2019 of het derde kwartaal 2019 nog een overdraagbaar saldo aan historische btw overblijft, mag deze volledig worden afgetrokken in de aangifte over december 2019 of het vierde kwartaal 2019, dewelke wordt ingediend voor 20 januari 2020.

Over de modaliteiten voor de aftrek van de historische btw op de verhuur van opslagruimten en de kortetermijnverhuur bestaat nog onduidelijkheid. Vanaf er hier meer over geweten is wordt hier zeker nog op teruggekomen.

Indien u een gebouw wenst te verhuren onder het vernieuwde btw stelsel en hieromtrent nog vragen heeft, gelieve met ons contact op te nemen.

Jim Geudens

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar jim.geudens@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Nieuwe btw regels voor e-commerce: verkopen op afstand

11 April 2019

Eerst vatten we voor u nog de regels voor verkopen op afstand samen.

Wie nu verkopen op afstand verricht (dit zijn verkopen van goederen aan particulieren of aan een vrijgestelde belastingplichtige in een andere lidstaat), zal btw rekenen van het bestemmingsland vanaf wanneer de omzet van de verkopen op afstand aan dat land op jaarbasis meer bedraagt dan een zekere omzetdrempel (dit is ofwel € 35.000 ofwel € 100.000  afhankelijk van de desbetreffende lidstaat).

Wanneer de drempel bereikt is zal de verkoper zich voor btw doeleinden moeten registreren in de andere lidstaat.

Vanaf 1 januari 2021 zal de verkoper de mogelijkheid hebben om de verkopen op afstand te kunnen voldoen in een (M)OSS- aangifte. Dit is een aangifte die in België kan ingediend worden, maar die de verkopen op afstand aan andere EU-landen verzamelt en de af te dragen btw regelt met de desbetreffende lidstaten. Hierdoor zal er geen btw-registratie in de andere lidstaten meer vereist zijn.

In de voorstellen van de Europese Commissie wordt verduidelijkt welke regels in acht moeten worden genomen, wanneer de belastingplichtige leverancier zijn goederen verkoopt via een onafhankelijke elektronische interface.

Indien u verkopen op afstand doet en u heeft hier nog vragen over, neem dan zeker contact met ons op.

Jim Geudens

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar jim.geudens@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Streep door de bijkomende heffing op tekort bedrijfsleidersbezoldiging!

5 April 2019

De bijkomende aanslag hield in dat er werd getaxeerd op het tekort aan bedrijfsleidersbezoldiging. Kende een vennootschap met een belastbare grondslag > 45.000 EUR aan minstens één van haar bedrijfsleiders een bezoldiging toe die minder bedroeg dan 45.000 EUR, dan werd op dat verschil een bijkomende (bovenop de vennootschapsbelasting) aanslag van 5,1% geheven. Was de belastbare grondslag lager, dan gold die als maatstaf. De aanslag ging voorts stijgen naar 10% vanaf aanslagjaar 2021.

Meteen na de lancering zorgde het wetsartikel voor de nodige parlementaire deining, gezien de veelvoudige interpretatiemogelijkheden die eraan konden worden gegeven. Ook in de bedrijfs- en fiscale wereld zorgde de nodeloze complexiteit voor nogal wat geknarsetand.

Daarenboven oordeelden bepaalde parlementariërs dat deze regel een negatief effect heeft op de Belgische KMO’s.

Op 19 maart en 2 april keurde de Kamercommissie (de tweede keer na aanpassingen) het wetsvoorstel tot schrapping van de aanslag goed. He tweede voorstel verduidelijkte ook dat de regel retroactief naar de papiermand wordt verwezen. Op 4 april werd het voorstel, samen nog een hele resem andere wetsvoorstellen, door de Kamer goedgekeurd.

De aangiftes over aanslagjaar 2019 die reeds in volle voorbereiding zijn, zullen geen rekening meer houden met deze bijkomende aanslag.

Alhoewel de bijkomende heffing naar de eeuwige jachtvelden gestuurd is, blijft de gekende 45.000 EUR-regel voor de toepassing van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting gewoon gelden.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Nieuwe circulaire voor vouchers gepubliceerd

24 March 2019

Hieronder worden de belangrijkste krachtlijnen nog even op een rij gezet.

Er wordt nu een belangrijk onderscheid gemaakt tussen single purpose voucher en multiple purpose vouchers.

Een single purpose voucher (SPV) is een voucher waarbij bij de uitgifte de plaats van de levering of dienst en het desbetreffende btw tarief gekend zijn. De initiële verkoop van een SPV maakt de btw hierop dan ook meteen opeisbaar. Wanneer de uiteindelijke consument de SPV inruilt zal dit verder geen btw gevolg hebben.

Multiple purpose voucher (MPV) zijn alle vouchers die geen SPV zijn. Op het moment van uitgifte is de btw-behandeling nog niet duidelijk. Het kan zijn dat de vouchers kunnen ingeruild worden in verschillende lidstaten, of het kan zijn dat de vouchers ingeruild kunnen worden tegen verschillende producten of diensten met een verschillend btw tarief. Bij deze vouchers zal het btw bedrag pas bij inwisseling door de consument kunnen worden bepaald. Er zal bij uitgifte dus geen btw gevolg zijn alleen bij ultieme inwisseling.

Voor niet ingewisselde SPV waarbij de geldigheidstermijn verloren is, is de btw niet meer recupereerbaar. De btw is door de uitgever van de SPV afgedragen en dit blijft zo.

Bij de MPV stelt dit probleem zich niet aangezien er bij de uitgifte van de voucher nog geen btw verschuldigd is.

Hoewel de circulaire al enige duidelijkheid heeft gebracht, zijn er hieromtrent nog wel wat vragen. Zeker wanneer er vouchers worden verkocht via tussenpersonen. Mogelijk komt daar later nog een antwoord op.

Wenst u zelf vouchers uit te geven en heeft u daar nog vragen over, aarzel dan niet om ons advies hieromtrent te vragen.

Jim Geudens

Gecertificeerd fiscaal accountant

Heeft u nog vragen?

Mail naar jim.geudens@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Wijziging BTW-tarief bij levering plantgoed

18 March 2019

Tot voor de wetswijziging diende zowel de levering van het plantgoed en de werkuren bij facturatie aan niet-btw-plichtigen aan het tarief van 21% te worden gefactureerd. Vanaf 01/04/2019 mag er een opsplitsing worden gemaakt tussen het plantgoed en de aanlegdienst. De aanlegwerken dienen nog steeds aan 21% te worden gefactureerd, voor de levering van het plantgoed mag het tarief van 6% worden toegepast.

Er dient wel aangegeven te worden dat beide elementen duidelijk op de factuur moeten worden opgesplitst. Is dit laatste niet het geval, dan moet de volledige factuur aan 21% (zoals voor de wetswijziging) worden opgemaakt.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Update voordelen van alle aard

6 March 2019

Hiermee berekent u snel het voordeel alle aard van de personenwagen of een terbeschikking gesteld onroerend goed.

De tool vindt u hier: http://www.hlb.be/vaa/

Een kort overzicht van de voornaamste geüpdatete (en reeds beschikbare) voordelen, vindt u hieronder:

Elektriciteit, verwarming

Voordeel

Personeel

Belastbaar bedrag inkomstenjaar 2019

Verwarming Leidinggevend personeel, bedrijfsleiders 2.030 EUR/jaar
Andere 910 EUR/jaar
Elektriciteit zonder verwarming Leidinggevend personeel,
bedrijfsleiders
1.010 EUR/jaar
Andere 460 EUR/jaar

Dienstboden, chauffeurs, huispersoneel, enz.

Voordeel

Belastbaar bedrag inkomstenjaar 2019

Voltijdse tewerkstelling

5.950 EUR/jaar

Deeltijdse tewerkstelling

Pro rata o.b.v. 5.950 EUR/jaar

Beschikking over een PC

Voordeel

Belastbaar bedrag inkomstenjaar 2019

PC, laptop, randapparatuur

72 EUR/jaar

Vast of mobiel internet (abonnement en aansluiting)

60 EUR/jaar

 

Tablet, smartphone, gsm

36 EUR/jaar

Vast of mobiel telefoonabonnement

48 EUR/jaar

 

 

Voor de bespreking van het vernieuwde voordeel alle aard voor de beschikking over een onroerend goed verwijzen we naar een volgende nieuwsbrief.

Voor een uitgebreide studie van uw voordelen alle aard of een loonoptimalisatie, kunt u immer bij uw vertrouwde HLB-expert terecht.

Wladimir Vanderbauwede

Gecertificeerd fiscaal accountant
Senior Partner

Heeft u nog vragen?

Mail naar wladimir.vanderbauwede@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Contacteer ons
x
x

Delen via:

Link:

Copied to clipboard Kopieren