Heb ik nu een vaste inrichting of niet?

6 October 2021

Steeds meer krijgen wij vragen van buitenlandse ondernemers die in België activiteiten willen opstarten, om te onderzoeken wat de fiscale gevolgen hiervan zouden zijn in België, m.a.w.: wordt er, door op deze of gene wijze te handelen, een vaste inrichting gecreëerd of net niet? Helaas is het antwoord niet steeds eenvoudig te geven. Hiervoor zijn een aantal redenen.

Dubbelbelastingverdragen

In eerste instantie gaan we een analyse maken van de regels zoals opgenomen in het dubbelbelastingverdrag (DBV) tussen België en het land van de onderneming die in België activiteiten wenst op te starten. Meestal is in het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag een artikel opgenomen dat de elementen vastlegt die tot het bestaan van een vaste inrichting leiden, zoals: een plaats waar leiding gegeven wordt, een filiaal, kantoor, fabriek of werkplaats of de uitvoering van bouw- en constructiewerkzaamheden waarvan de duur een bepaald aantal maanden bedraagt.

Eveneens is in menig dubbelbelastingverdrag een negatieve lijst opgenomen met elementen die net niet leiden tot een vaste inrichting. Een klassieker in deze lijst is de niet-onafhankelijke vertegenwoordiger. Dit is de handelsvertegenwoordiger die finaal geen bevoegdheid heeft om contracten te sluiten en te ondertekenen voor de onderneming. Echter, recent zorgt e.e.a. voor turbulentie.

Multilateraal Instrument

Aangezien België een kleine 100 DBV-en afgesloten heeft en elke wijziging in principe per verdrag onderhandeld zou moeten worden, zou dit jaren in beslag nemen. Dubbelbelastingverdragen zijn echter quasi steeds op het OESO-modelverdrag geïnspireerd, waardoor ze qua structuur vrijwel gelijk lopen. Hiervan heeft men gebruik gemaakt en in de schoot van de OESO werd het Multilateraal Instrument (MLI) ontwikkeld waarmee het aanpassen van bestaande dubbelbelastingverdragen vereenvoudigd wordt. Het MLI voorziet namelijk in een aantal wijzigingen die, wanneer beide verdragslanden akkoord zijn over een bepaalde invulling van een artikel, doorwerken in het dubbelbelastingverdrag. Concreet betekent dit dat we bij een analyse steeds het dubbelbelastingverdrag samen moeten lezen met het MLI.

Om het nog complexer te maken biedt het MLI voor bepaalde artikelen (bijvoorbeeld voor het artikel handelend over de commissionair), verschillende opties. Het is dus mogelijk dat twee verdragslanden het MLI ondertekenen, waardoor het dus van toepassing is, maar toch een verschillende optie kiezen voor een bepaald artikel.

Gevolgen

Het MLI biedt landen de mogelijkheid om de definitie van een vaste inrichting in hun dubbelbelastingverdragen te verbreden waardoor er dus sneller dan vroeger sprake zal zijn van een vaste inrichting, met alle gevolgen van dien. Zo zal er tussen sommige landen al sprake zijn van een vaste inrichting wanneer onze niet-handtekeningsbevoegde vertegenwoordiger nog maar helpt bij het tot stand komen van een overeenkomst of zelfs louter aanwezig is in een land. Hetzelfde bij constructiewerkzaamheden, dit kan al leiden tot een vaste inrichting bij een duur vanaf 30dagen volgens het Belgische interne recht waar dat de duur volgens het OESO-modelverdrag 12 maanden bedraagt.

Besluit: heb ik nu een vaste inrichting of niet?

Deze vraag is dus niet zo eenvoudig te beantwoorden en behoeft een grondige analyse van de feitelijke omstandigheden en het contractuele en operationele kader van de buitenlandse onderneming in België versus de toepasselijke Belgische en internationale regelgeving. Daarbij komt dat zelfs bij het niet bestaan van een belastbare vaste inrichting, er nog wel sprake kan zijn van een Belgische inrichting met nog steeds een aantal gevolgen.

Kortom, waag u niet zelf aan deze materie maar doe beroep op een expert. Onze HLB specialisten zoeken het graag voor uit.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Arrest Vos Aannemingen: quid impact btw-aftrek van promokosten voor constructievennootschap

29 September 2021

Einde mei 2021 oordeelde het Hof van Cassatie rond het arrest van Vos Aannemingen. De casus betrof een constructievennootschap dewelke appartementen heeft gebouwd op een terrein toebehorend aan een grondvennootschap, een redelijk vaak voorkomende situatie. De bouwvennootschap verkocht de constructies van de appartementen met btw terwijl de grondvennootschap de onverdeelde grondaandelen verkocht onder het stelsel van de registratierechten. De kosten van publicatie-, administratie- en makelaarsdiensten werden gefactureerd en betaald door de constructievennootschap die de btw hierover volledig in aftrek bracht.

Hierop volgde een btw-controle over deze periode en transacties waarbij de controleur van mening was dat er maar een gedeeltelijk recht op aftrek is van btw voor de kosten die toe te wijzen zijn aan de appartementen. Hij neemt hiervoor de verhouding van aftrek conform de breuk met in de teller de prijs van het gebouw en in de noemer de prijs van gebouw en grond.

De constructievennootschap ging hiermee niet akkoord en er kwam een procedure in eerste Aanleg dewelke de belastingplichtige gelijk gaf wel op basis van een andere zienswijze. De administratie ging daarop in beroep en het Hof Van Beroep van Gent geeft de administratie gelijk. 1-1 dus. De projectontwikkelaar stapte daarop naar Cassatie. Deze stelden eerst een aantal vragen in dit verband aan het Hof van Justitie. Uiteindelijk heeft ze een uitspraak gedaan en bevestigd zij het Hof van Beroep met een beperking van het recht op aftrek tot gevolg.

Het Hof stelde vast dat rekening houdende met alle omstandigheden deze beslissing te verantwoorden is door het feit dat  er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de economische activiteit van de opstalhouder/bouwvennootschap en het deel van de kosten dat ten goede komt aan de grondeigenaar. Belangrijk hierbij is dat een deel van de kosten zou kunnen worden doorgerekend aan de grondvennootschap.

Deze uitspraak heeft een belangrijke impact binnen de gehele sector aangezien het hier gaat om een common practice. In principe mag er dus maar een gedeeltelijk recht op aftrek over deze kosten worden uitgeoefend indien ze enkel aan de bouwpromotor worden aangerekend. Echter zijn hierop toch wel een aantal uitzonderingen op mogelijk. Voorbeelden van mogelijke gevallen waarbij er toch een volledig recht op aftrek kan zijn, betreffen:

  • wanneer de grondeigenaar en de opstalhouder niet verbonden zijn met elkaar wordt vaak als voorwaarde van het opstalrecht bepaald dat de opstalhouder alle makelaars- en publiciteitskosten op zich moet nemen alsook een inkoopverplichting heeft voor eventuele niet verkochte grondaandelen.
  • In de situatie waarbij de bouwpromotor de grondaandelen van niet-verkochte appartementen zal overnemen tegen een vooraf vastgestelde prijs
  • Bij doorrekening van een gedeelte van deze kosten aan de grondbank

Daarnaast moet er ook kritisch worden gekeken naar de toepassing van de opgelegde verhouding, er kan ook een andere pro-rata die meer de economische en commerciële realiteit weergeeft, worden toegepast.

Voor meer informatie kan u uiteraard terecht bij uw HLB contact en adviseur.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

EU-teruggaafverzoeken in te dienen voor 30 september 2021!

1 September 2021

Bent u ondanks Corona toch regelmatig voor professionele doeleinden naar het buitenland (EU) geweest en heeft u daar kosten gemaakt met lokale btw? Denk maar aan de buitenlandse btw die u aangerekend kreeg over de toegang tot het congres in Frankrijk of op de kosten van het logies van uw personeel toen ze in het buitenland voor u werkzaamheden verrichten of door te tanken met uw vrachtwagens in het buitenland.

Btw zou in principe een neutrale belasting moeten zijn en geen extra kost. De btw-teruggaafprocedure (beter bekend onder de “8ste Richtlijn teruggaaf”) werd in het leven geroepen om btw dewelke aangerekend werd in het buitenland, terug te kunnen vorderen op een relatief simpele manier in uw eigen land van vestiging.

Hoe als Belgische onderneming de btw terugvorderen?

U kan als Belgische belastingplichtige de teruggaafverzoeken aanvragen en indienen via het Intervat-platform van de Belgische overheid.

Na het indienen van het verzoek stuurt de Belgische administratie het verzoek in principe binnen de 24u door naar de buitenlandse autoriteiten van het land waar de btw betrekking op heeft. De buitenlandse autoriteiten beoordelen nadien of u daadwerkelijk recht heeft op teruggaaf van de lokale btw. Hiervoor hebben ze ongeveer 4 maanden de tijd.

Met welke voorwaarden dient u rekening te houden?

Als belastingplichtige kan u de betaalde buitenlandse btw enkel terugvragen via Intervat indien volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • Er was geen lokale btw verschuldigd in het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd
  • De goederen en diensten waar de buitenlandse btw op werd aangerekend werden voor met btw belaste ondernemingsactiviteiten gebruikt.

Daarnaast dient er ook rekening te worden gehouden met volgende drempelbedragen:

  • Wanneer een verzoek wordt ingediend over ten minste drie maanden maar minder dan een kalenderjaar geldt een drempelbedrag van €400
  • Wanneer een verzoek wordt ingediend over een kalenderjaar of resterend deel daarvan, geldt een drempelbedrag van € 50

Elke EU-lidstaat kent zijn eigen regels voor de teruggaaf van btw. De buitenlandse autoriteiten gaan bijgevolg na of er volgens hun regelgeving recht op teruggaaf is. Bij goedkeuring van de aanvraag zullen de buitenlandse autoriteiten de gelden rechtstreeks aan uw onderneming storten.

Deadline voor indiening

De normale deadline voor het indienen van deze verzoeken ligt op 30 september 2021 over de facturen van 2020.

Net zoals eerder vermeld werd in onze newsletter van maart 2021, zal het niet meer mogelijk zijn om Britse btw terug te vragen via Intervat omwille van de Brexit.

Voor verdere assistentie verwijzen we naar uw dossierbeheerder of HLB-contact.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Jaarlijkse ficheverplichting 281.50

9 June 2021

Steevast is juni de maand waarin de meeste vennootschappen nog snel hun fiches 281.50 moeten indienen. In dit artikel zetten we één en ander nog eens op een rijtje.

  1. Wat is de fiche 281.50?

Fiche 281.50 is een verplichting die de wetgever heeft ingevoerd om een correct overzicht te krijgen van de erelonen, commissie- en makelaarslonen, restorno’s en andere vergoedingen die een vennootschap verschuldigd is aan derden. Met deze fiche kan de belastingadministratie nagaan of alle inkomsten werden aangegeven en overgaan tot een correcte belasting ervan.

Voormelde vergoedingen zijn in principe als beroepskost aftrekbaar, maar énkel wanneer de betaler aan de ficheverplichting voldoet. Indien fiche 281.50 niet worden ingediend, kan de betaler, naast de niet-aftrekbaarheid, nog bijkomende administratieve boetes oplopen en geconfronteerd worden met een bijzondere aanslag geheime commissielonen (art. 219 WIB92).

  1. Wanneer fiche 281.50 opstellen?

Indien een vennootschap een betaling gedaan heeft aan begunstigden die niet onderworpen zijn aan de Belgische boekhoudkundige verplichtingen zoals buitenlanders, of aan personen die wel onderworpen zijn, maar (geheel of gedeeltelijk) zijn vrijgesteld van de factureringsplicht op basis van de btw-wetgeving.

  1. Voor welke betalingen?
  • Commissielonen
    De vennootschap moet een fiche 281.50 opstellen telkens zij géén factuur krachtens de btw-wetgeving heeft gekregen;
  • Erelonen vrije beroepers
    Elk ereloon (exclusief btw) betaald aan beoefenaars van vrije beroepen en andere natuurlijke personen die baten behalen indien zij geen btw-factuur hebben opgesteld;
  • Voordelen alle aard
    Als de vennootschap belastbare voordelen van alle aard aan zelfstandige klanten of zakenrelaties heeft toegekend, moet zij dit vermelden op een fiche 281.50. Voorbeelden van deze kosten zijn; toeristische privé- of groepsreizen, duurzame gebruiksgoederen die gratis of tegen sterk verminderde prijs zijn aangeboden of geschenken in natura;
  • Kosten gedaan voor rekening van de verkrijger, zoals bv. verplaatsingsvergoedingen.

Indien dit betalingen zijn aan buitenlandse personen, moeten de fiches 281.50 altijd worden opgemaakt.

  1. Wanneer geen fiche 281.50 opstellen?

Uitzonderlijk moet er geen fiche 281.50 worden opgesteld indien de vergoeding of kost 125,00 EUR of minder bedraagt, het een handelskorting betreft die rechtstreeks op de factuur werd vermeld, presentiegelden, vergoedingen in verband met auteursrechten of vergoedingen aan podiumkunstenaars en sportbeoefenaars betreft (in dat geval moet fiche 281.30 worden opgesteld).

  1. Welke gegevens moeten worden vermeld?

De fiche 281.50 bevat de correcte identificatiegegevens van de verkrijger van de inkomsten, zoals zijn naam, privéadres, ondernemingsnummer en het uitgeoefende beroep, nationaal nummer of geboortedatum. Indien de verkrijger een vennootschap of vereniging is zonder rechtspersoonlijkheid, e.g. een samenwerkingsverband van ziekenhuisgeneesheren, moet dit worden opgesteld in naam van de individuele leden.

De fiche bevat ook het totale bedrag (exclusief btw) dat de vennootschap heeft betaald. Indien het geboekte bedrag niet overeenstemt met het werkelijk betaalde bedrag, moet dit laatste bedrag bijkomend worden vermeld (vak 3, rubriek g). Voor voordelen van alle aard is het vermelde bedrag de werkelijke waarde, dat wil zeggen, de werkelijke kostprijs (incl. btw), verminderd met de eigen bijdrage van de verkrijger.

Tot slot vermeld de fiche 281.50 het kalenderjaar waar het betrekking op heeft. Indien het boekjaar van de betaler niet samenvalt met het kalenderjaar, moet het bedrag uitgesplitst worden.

  1. Hoe fiche 281.50 indienen?

De fiscale fiches 281.50 moeten jaarlijks worden ingediend via Belcotax-On-Web. Daarvoor heeft de vennootschap tijd tot 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarop de formulieren betrekking hebben. Enkel in uitzonderlijke gevallen, kan nog via belcotax@minfin.fed.be een uitzondering worden aangevraagd om de fiche op papier te verzenden.

  1. Wat bij twijfel?

Indien u niet zeker bent of er al dan niet een fiche opgemaakt moet worden, doet u er goed aan om toch één op te maken. Er is geen sanctie verbonden aan het onnodig opmaken van een fiche 281.50 waardoor het voorzichtigheidsprincipe hier de voorkeur krijgt.

Wat kan HLB voor u betekenen?

Uw HLB-dossierbeheerder kan de selectie en het indienen van de fiches 281.50 op zich nemen. Contacteer hem of haar nog deze maand!

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

UBO-documentatieverplichting en jaarlijkse bevestiging: uitstel maar geen afstel!

3 June 2021

In een vorig artikel (https://hlb.be/nl/updateuboregister) wezen we op twee belangrijke verplichtingen m.b.t. het UBO register, nl. (i) de documentatieverplichting en (ii) de jaarlijkse bevestiging omtrent de geregistreerde informatie. De deadline voor beide verplichtingen was vastgelegd op 30 april 2021.

Uitstel tot 31 augustus 2021

Intussen werd de FAQ verder aangevuld door Thesaurie waarbij de Minister van Financiën besloot om de deadline uit te stellen naar 31 augustus 2021. Dit uitstel moet de informatieplichtigen in staat stellen de nodige verplichtingen te vervullen binnen de deadline om alzo de toepassing van sancties te vermijden.

Wacht niet tot augustus!

We willen er op wijzen dat de kans op verder uitstel eerder klein is. Omdat het verzamelen en toevoegen van bewijsstukken eveneens tijd vraagt en de vakantieperiode in aantocht is, raden we aan om niet te wachten tot augustus. Uiteraard staat uw HLB-adviseur voor u klaar om tijdig het nodige te doen.

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

OSS-regeling vanaf 1 juli 2021 van toepassing: “vereenvoudiging” voor vele webshops?

31 May 2021

We vermeldden het al in één van onze vorige nieuwsbrieven maar nu komt de implementatiedatum heel dichtbij. Vanaf 1 juli 2021 wijzigen de regels inzake e-commerce op btw-gebied als dusdanig en zouden online-verkopen veel gemakkelijker moeten kunnen verlopen. Daarnaast zouden de nieuwe regels eerlijke concurrentie vereenvoudigen en fraudebestrijding verder moeten tegen gaan. We geven hierbij opnieuw een kort overzicht van de wijzigingen en to do’s.

Vanaf 1 juli 2021 zal de huidige nog steeds vrij onbekende MOSS-regeling vervangen worden door de OSS-regeling. Via het MOSS-systeem was het sinds 2015 al mogelijk om telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten in een B2C kader via één enkele btw-registratie in het land van vestiging te rapporteren. Voor Belgische ondernemingen gebeurde dit via het Intervat-portaal (hetzelfde portaal waarin u ook uw btw-aangiftes kan indienen). Hierin konden Belgische dienstverleners de btw die verschuldigd was in alle andere EU-lidstaten afdragen zonder bijkomende registratieplichten in deze andere lidstaten.

Dit systeem zal met ingang van 1 juli verder uitgebreid worden naar alle B2C afstandsverkopen binnen de EU alsook naar bepaalde binnenlandse leveringen. De huidige drempels voor afstandsverkopen verdwijnen en er wordt slechts één algemene EU-drempel van EUR 10.000 ingevoerd.

Voor Belgische ondernemingen actief binnen de e-commerce business betekent deze nieuwe regeling dat zij in principe vanaf 1 juli, btw zullen moeten aanrekenen en voldoen in de lidstaat waar de klant de prestaties of het goed ontvangt tenzij ze onder de algemene drempel van EUR 10.000 blijven. In dit geval mogen ze Belgische btw blijven aanrekenen. We geven hierbij mee dat deze drempel niet per lidstaat meer dient bekeken te worden maar globaal. Ondernemers zullen dus veel sneller buitenlandse btw in rekening moeten gaan brengen in vergelijking met het verleden. Daarnaast zal u op de hoogte moeten zijn van de lokale btw-tarieven dewelke van toepassing zijn op uw goederen of diensten. Ter assistentie kan u alvast een kijkje nemen op volgende website van de Europese Commissie met een overzicht van de verschillende tarieven in de EU lidstaten: https://europa.eu/youreurope/business/taxation/vat/vat-rules-rates/index_nl.htm#shortcut-8

Om te vermijden dat elke Belgische ondernemer met webshop zich in alle andere EU-landen moet gaan registeren, kan hij ervoor opteren om alle transacties met buitenlandse (EU) btw te gaan rapporteren in de OSS-aangifte. Hiervoor kunnen alle Belgische btw-plichtigen zich sinds 1 april 2021 registeren op het Intervat-portaal. We raden aan dit tijdig te doen. Mocht je immers in de eerste helft van 2021 al voor meer dan EUR 10.000 naar andere lidstaten hebben geleverd, dien je onmiddellijk vanaf 1 juli lokale btw (van de lidstaat van de ontvanger) in rekening te brengen. Een belangrijk extra punt is dat er geen verplichting meer zal zijn tot uitreiking van facturen voor deze intracommunautaire afstandsverkopen.

We merken ook op dat een lokale btw-registratie in een andere EU-lidstaat niet kan gecombineerd worden met de OSS-regeling voor die lidstaat.

Het blijft daarenboven van groot belang om alle transacties grondig te analyseren. Stel bijvoorbeeld dat een Belgische onderneming goederen verkoopt via haar webshop naar Nederlandse particulieren. Wanneer de goederen vertrekken vanuit haar Belgische magazijn, zullen we spreken van een intracommunautaire afstandsverkoop en zal de OSS-regeling kunnen worden toegepast. Indien de goederen echter vanuit het Nederlandse magazijn van de Belgische onderneming rechtstreeks naar de Nederlandse particulieren zal gestuurd worden, betreft het geen intracommunautaire transactie meer maar een lokale. De OSS-regeling kan in deze gevallen niet gebruikt worden en een lokale registratie zal zich opdringen.

Indien de Belgische webshop vanuit haar Nederlandse magazijn ook verkopen verricht aan Franse particulieren bevinden we ons opnieuw in het intracommunautaire kader en is de OSS-regeling weer van toepassing. Zelfs wanneer de Belgische webshop aan Belgische particulieren zal verkopen en de goederen geleverd worden vanuit het Nederlandse magazijn, spreken we van intracommunautaire transacties en dient dit in principe in de OSS-regeling gerapporteerd (en waarschijnlijk ook in rooster 47 van de Belgische aangifte) te worden ook al betreft het Belgische btw.

Tenslotte zal er bij toepassingen van dropshipping, zeer gebruikelijk binnen de e-commerce business, amper gebruik kunnen gemaakt worden van de OSS-regeling.

Zoals u merkt, is de nieuwe OSS-regeling toch niet zo eenvoudig. Een grondige analyse is steeds aangeraden. Uw HLB-adviseur kan u hierbij natuurlijk met raad en daad bijstaan.

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Franse dividenden: aux armes les actionnaires?

10 May 2021

Recupereer bronheffing op uw Franse dividenden

Belgische rijksinwoners die pakweg aandelen Kering, Danone of Total aanhouden, weten dat van hun jaarlijks bruto-dividend relatief weinig overblijft.

Naast de Belgische fiscus die 30% roerende voorheffing inhoudt, passeert de Franse fiscus tevens langs de kassa middels een bronheffing van (onder voorwaarden) 12,8% of 15%.

Zo houdt u van een bruto-dividend tot beloop van 100 EUR, netto 61,04 EUR over (rekening houdende met een Franse bronheffing van 12,8%).

Het dubbelbelastingverdrag, daterende uit 1964, bepaalt echter dat België verplicht wordt de Franse bronheffing te verrekenen middels het voor natuurlijke personen reeds lang afgevoerde stelsel van de forfaitaire buitenlandse belasting (kortweg FBB).

Omdat het FBB-stelsel internrechtelijk niet meer bestaat voor Belgische natuurlijke personen weigerde de fiscus echter steevast de verrekening.

Na enkele juridische nederlagen heeft de fiscus zich uiteindelijk geschikt naar de cassatierechtspraak die stelt dat de FBB van toepassing is.

Toepassing FBB interessant voor u?

Normaliter wel, gelet op het feit dat de verrekening van de bronheffing middels de FBB, dewelke 15% van het netto-dividend na Franse bronheffing bedraagt, hoger is dan de voorwaardelijke Franse bronheffing tot beloop van 12,8%.

Zo leert onderstaande berekening, dat de belastingdruk daalt tot +/- 26%, hetgeen lager is dan het verkrijgen van een gewoon Belgisch dividend.

Praktisch

Voor wat betreft inkomsten genoten tijdens inkomstenjaar 2020, kan de verrekening gebeuren door middel van de aangifte personenbelasting. Voor oudere dividenden, contacteert u bij voorkeur uw vertrouwd HLB-expert die u de administratieve mogelijkheden zal toelichten.

Mooie liedjes …

… zullen in dit geval mogelijks niet lang duren. Een nieuw dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk zit in de pijplijn. In dit verdrag is het weinig waarschijnlijk dat de FBB-verrekening zal overleven.

Glenn Vermeulen

Tax Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar glenn.vermeulen@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Contracten B2B: misbruik van economische afhankelijkheid

7 May 2021

Op 1 december 2020 trad een nieuwe bepaling[1] in het Wetboek van Economisch Recht (WER) in werking die een verbod op misbruik van “economische afhankelijk instelt”. De wetgever tracht via deze regelgeving de onderhandelingspositie van kleinere ondernemingen te beschermen in verticale ondernemingsrelaties. Een economische afhankelijkheidspositie hoeft uiteraard niet problematisch te zijn maar voor bepaalde situaties wordt op deze wijze dus meer bescherming geboden.

Wanneer treedt dit beschermingsmechanisme in werking?

Een onderneming is (1) economische afhankelijk van een andere waarbij (2) de dominante onderneming misbruik maakt van deze situatie waardoor (3) de mededinging op de Belgische markt aangetast kan worden.

1.Economische afhankelijkheid

Dit is de situatie waarbij de positie van onderworpenheid van een onderneming ten aanzien van één of meerdere andere ondernemingen die gekenmerkt wordt door de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten, die deze of elk van deze ondernemingen toelaten om prestaties of voorwaarden op te leggen die niet kunnen verkregen worden in normale marktomstandigheden.

2. Misbruik door dominante onderneming

Er kan o.a. sprake zijn van misbruik in volgende situaties:

      • het weigeren van een verkoop, een aankoop of van andere transactievoorwaarden;
      • het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;
      • het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;
      • het toepassen ten opzichte van economische partners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;
      • het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de economische partners van bijkomende prestaties, die naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

3. Aantasting mededinging

Het misbruik van economische afhankelijkheid kan er toe leiden dat de concurrentie wordt aangetast op de desbetreffende Belgische markt of een substantieel deel ervan.

Besluit

Een economische afhankelijkheidspositie hoeft uiteraard niet problematisch te zijn maar in bepaalde situaties wordt op deze wijze dus meer bescherming geboden. De wetgever dacht in eerste instantie aan situaties van kleinere detailhandel die afhankelijk is van grote leveranciers, e.d.m. zonder echter daartoe beperkt te zijn.

Heeft u vragen over de nieuwe B2B-wetgeving? Contacteer ons vrijblijvend.

[1] Artikel IV.2/1 van het Wetboek van Economisch Recht

Dries Vervoort

Tax & Legal Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar dries.vervoort@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Kosten eigen aan de werkgever voor telewerk

6 May 2021

Als één van de maatregelen om de impact van het Covid-19 virus in te perken, werd tijdelijk verplicht telewerk ingevoerd voor alle functies waarvoor dit mogelijk is.

In haar circulaire van 26 februari 2021 heeft de belastingadministratie een aantal bepalingen opgenomen inzake kosten eigen aan de werkgever voor telewerk, die niet langer beperkt blijven tot de periodes van verplicht telewerk maar voortaan algemeen gelden.

Met ingang van 1 april 2020 bedraagt de maandelijkse forfaitaire vergoeding voor de terugbetaling van kosten van regelmatig en structureel telewerk als kost eigen aan de werkgever 129,48 euro.  Uitzonderlijk zal dit bedrag voor de maanden april, mei en juni 2021 verhoogd worden naar 144,31 euro.

Dit algemeen maandforfait kan nog gecumuleerd worden met volgende forfaitaire bedragen:

  • een vergoeding van maximum 20 euro per maand voor het professioneel gebruik van een privé-internetaansluiting en -abonnement en
  • een vergoeding van maximum 20 euro per maand voor het professioneel gebruik van de privécomputer met randapparatuur of
  • een vergoeding van maximum 10 euro per maand voor het professioneel gebruik van een eigen tweede computerbeeldscherm, printer/scanner zonder privécomputer (5 euro per maand per toestel met een absolute begrenzing van 10 euro per maand voor alle toestellen samen)

De (gecumuleerde) forfaitaire maandbedragen zijn niet alleen door de belastingdienst, maar ook door de RSZ aanvaard en aldus vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing en sociale zekerheidsbijdragen.

Voor toepassing van het gecumuleerd bedrag is niet langer een voorafgaand akkoord van de rulingdienst vereist.

Het regelmatig en structureel karakter van het thuiswerk wordt geëvalueerd op maandbasis en vereist is dat het equivalent van minstens één werkdag per week van thuis uit wordt gewerkt.

Naast bovenvermelde forfaitaire bedragen voorziet de circulaire tevens in een terugbetaling van minder courante kantoorkosten (o.a. bureaustoel, bureautafel, bureaukast, tweede beeldscherm, printer/scanner, hoofdtelefoon…) aan te merken als ‘kosten eigen aan de werkgever’ op basis van werkelijke bewijsstukken (o.a. facturen) en mits noodzakelijk voor de uitoefening van de beroepsactiviteit thuis op een normale wijze.  De terugbetaling zal gespreid moeten gebeuren over de normale gebruiksduur :

  • bureaustoel: 10 jaar
  • bureautafel: 10 jaar
  • bureaukast: 10 jaar
  • bureaulamp: 5 jaar
  • een tweede computerbeeldscherm: 3 jaar
  • printer/scanner: 3 jaar
  • andere randapparatuur: 3 jaar.

Van de toekenning van kosten eigen aan de werkgever dient melding gemaakt op de fiche 281.10 door de vermelding “JA-ernstige normen” op te nemen in vak 27 “diverse inlichtingen”.  Vanaf inkomsten 2022 zal op de fiche 281.10 steeds het totale bedrag van de terugbetalingen als kosten eigen aan de werkgever vermeld moeten worden.

In het kader van een verruimde toepassing van het thuiswerk, is het wellicht binnen uw onderneming aangewezen om de huidige policy te actualiseren rekening houdend met de nieuwe bepalingen.  Als u naast de vergoedingen voor thuiswerk tevens andere kosten eigen aan de werkgever wenst terug te betalen, kan een rulingaanvraag evenwel aangewezen zijn.  Uw HLB contactpersoon kan u hierbij verder begeleiden.

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Vanaf 2021 een kadastraal inkomen voor buitenlandse onroerende goederen

2 April 2021

Na herhaaldelijk te zijn teruggefloten door het Europese Hof van Justitie voor het discriminerend karakter van de belasting van buitenlandse onroerende goederen ten opzichte van Belgische onroerende goederen, heeft België recent zijn wetgeving op dit punt aangepast door de wet van 17 februari 2021 en de circulaire van 1 maart 2021 levert hieromtrent verdere verduidelijkingen. 

De Belgische wetgever heeft er niet voor geopteerd om de belasting o.b.v. het kadastraal inkomenwelke reeds meermaals het voorwerp van kritiek was, te herzien, maar heeft deze wijze van belastingheffing nu ook uitgebreid naar buitenlands onroerend goed.  

In het verleden diende voor onroerend goed gelegen in het buitenland de brutohuurwaarde of de werkelijk ontvangen huurinkomsten te worden opgenomen in de Belgische aangifte, wat in veel gevallen in de praktijk aanleiding gaf tot een hogere belastingdruk dan voor Belgisch onroerend goed dat belastbaar is op basis van het vastgestelde kadastraal inkomen voor niet verhuurd of niet voor beroepsgebruik verhuurd onroerend goed 

Vanaf aanslagjaar 2022 (inkomsten 2021) zal uw buitenlands onroerend goed echter belast worden op basis van een nog vast te stellen kadastraal inkomen dat door de Belgische belastingdienshieraan zal worden toegekend. 

Als u vóór 2021 reeds een onroerend goed in het buitenland had en uw buitenlandse onroerende inkomsten reeds werden aangegeven in uw aangifte personenbelasting, zal u door de belastingdienst in de loop van 2021 gecontacteerd worden met het verzoek de nodige gegevens te verschaffing voor de vaststelling van het kadastraal inkomen.  Voor deze aangifteverplichting zal u tot 31 december 2021 de tijd hebben.  

Voor wie in 2021 of later eigenaar wordt van een in het buitenland gelegen onroerend goed is er een aangiftetermijn van slechts 4 maanden van toepassing en dient de aangifte spontaan te worden ingediend.  De aangifte kan via MyMinfin (vanaf juni 2021) verlopen of er kan een aangifteformulier aangevraagd worden via mail (foreigncad@minfin.fed.be) of per brief op volgend adres: Administratie Opmetingen en Waarderingen – Cel buitenlands KI, Koning Albert II laan 33, bus 459, 1030 Brussel. 

Het niet nakomen van de aangifteverplichting kan leiden tot een boete van 250 euro tot 3.000 euro.  De aangifteverplichting geldt ook voor mede-eigendom, vruchtgebruik, opstal, erfpacht of vastgoed in handen van een juridische constructie.  Verder dienen in de toekomst ook voor buitenlandse onroerende goederen betekenisvolle wijzigingen spontaan te worden gemeld.  

Voor de berekening van het kadastraal inkomen zal worden uitgegaan van een recente deskundige waardebepaling of van de ‘historische verwervingsprijs’.  Dit kan de aankoopprijs zijn voor zover de aankoop heeft plaatsgevonden onder normale omstandigheden of de waarde opgenomen in een successie- of schenkingsaangifte.  Vervolgens wordt er op deze waarde een correctiefactor (15,036 voor 2020toegepast i.f.v. het jaar van aankoop of verwerving om de normale verkoopwaarde op 1 januari 1975 (het referentietijdstip) te bepalen.  Het resultaat wordt met 5,3% vermenigvuldigd om het kadastraal inkomen te bepalen. 

Als u het niet eens bent met het vastgestelde kadastraal inkomen, is er een mogelijkheid om bezwaar in te dienen binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastraal inkomen.   

Voor de aangifte in de personenbelasting voor inkomsten 2020 die u dit jaar moet indienen, verandert er echter nog niets. 

Als deze nieuwe aangifteverplichting op u van toepassing is of als u binnenkort een vraag om informatie te verstrekken over uw buitenlands onroerend goed ontvangt van de belastingdienst, kan u zich wenden tot uw vertrouwde HLB contactpersoon om u hierbij te begeleiden. 

Katrien Van Goethem

Intern gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar katrien.vangoethem@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Effectentaks 2.0: oude wijn, nieuwe zakken?

1 April 2021

Zoals genoegzaam bekend, vernietigde het Grondwettelijk Hof in 2019 de ‘eerste’ effectentaks. Om een budgettair blauwtje te voorkomen, mochten de wetgevende loodgieters hun huiswerk overdoen en baarden recent een nieuwe taks op de effectenrekeningen.  

Zonder volledig exhaustief te willen zijn, bieden we hieronder een kort overzicht van de nieuwe bepaling: 

Voorwerp? Het aanhouden van een effectenrekening die gedurende de referentieperiode (dewelke in vergelijking met de vorige taks ongewijzigd bleef) meer dan 1.000.000,00 EUR bedraagt. 

Belastingplichtigen? Natuurlijke –, maar ook rechtspersonen. Het aanhouden van een effectenrekening (> 1 mio EUR) door middel van een vennootschap, vereniging, etc. zal in tegenstelling tot de eerste effectentaks, gewoon worden belast.  

Participaties die niet aangehouden worden door middel van een effectenrekening vallen evenwel buiten de bepaling. Zo wordt bijvoorbeeld een effectenportefeuille, aangehouden via een tussenpersoon, ten bedrage van 1.5 mio EUR AB InBev-aandelen gewoon belast. De aandelen van een dochtervennootschap door een familiale KMO ten bedrage van 5 mio EUR niet, daar deze niet worden aangehouden middels een effectenrekening. 

Tarief? Ongewijzigd op 0,15%  

Belastingheffing? Gelet op het feit dat het voorwerp het aanhouden van een rekening met meer dan 1 mio EUR luidt, wordt principieel een inhouding per effectenrekening uitgevoerd. Indien de rekening gehouden wordt door een Belgische instelling, zal deze inhouding aan de bron gebeuren.  

Voor buitenlandse rekeningen (Luxemburg, Zwitserland, etc.) zullen de nodige formaliteiten zelf dienen ondernomen te worden, mocht de buitenlandse instelling dit niet voor u doen. 

Eenvoudig te omzeilen?  

Allerminst  Een simpele splitsing van één effectenrekening (bv. 10 mio EUR) in meerdere effectenrekeningen (bv. 20) teneinde onder de grens van 1 mio EUR per rekening te blijven, wordt door de fiscus als misbruik aanzien en aldus doorprikt.  

Zo wordt het splitsen van een effectenrekening bij eenzelfde financiële instelling, zonder economisch tegenbewijs, immer als misbruik aanzien.  

Daarentegen zou het opsplitsen van een effectenrekening bij Bank X om deze gedeeltelijk over te dragen aan Bank Y en Z niet als misbruik kunnen worden aanzien, indien deze splitsing het doel heeft om risico te spreiden of omdat Y en Z andere producten aanbieden. 

De start van de ‘misbruikperiode’ is 30 oktober 2020. 

Op weg naar hetzelfde lot als de effectentaks 1.0? 

Het staat vast dat de effectentaks 2.0 op stevigere fundamenten gebouwd is dan zijn voorganger. Toch rijzen er vragen over de billijkheid van de taks. Zo wordt iemand met 5 effectenrekeningen ten bedrage van 250.000 EUR niet belast, terwijl een belastingplichtige met één rekening van 1.250.000 EUR, die even rijk is, wel wordt belast. 

De tijd zal uitwijzen als er scheuren in de nieuwe zakken komen of als de oude wijn nu definitief verzuurd blijkt, dan wel als deze taks in het fiscale landschap zal standhouden. 

Bij vragen of voor hulp bij het aangeven van uw buitenlandse effectrekeningen, kunt u steeds terecht bij uw vertrouw HLB-expert. 

Glenn Vermeulen

Tax Consultant

Heeft u nog vragen?

Mail naar glenn.vermeulen@hlb.be
of bel +32 56 26 05 61

Email

Btw-updates : Er is beweging in de nationale btw-regelgeving

11 March 2021

Over de laatste weken zijn er een resem van steunmaatregelen goedgekeurd op het gebied van btw. We geven hierbij een kort overzicht: 

1. Afschaffing decembervoorschot 

Vorig jaar werd in het kader van de steunmaatregelen reeds éénmalig het decembervoorschot voor 2020 afgeschaft. Als tegemoetkoming aan de ondernemingen, is er nu ook beslist om het decembervoorschot definitief af te schaffen. Geen extra stortingen meer voor btw-doeleinden dus op het einde van het jaar 2021. Nieuw is dat dit jaar tegelijk ook het decembervoorschot in de bedrijfsvoorheffing (art. 412, lid 4 en 5, WIB 92) afgeschaft wordt. 

2. Verlaging nalatigheidsintresten voor btw en accijnsrechten 

Algemeen bekend was dat de nalatigheids- en moratoriumintresten dewelke de overheidsdiensten dienden te hanteren inzake btw en accijnsmateries aan de hoge kant waren in vergelijking met de marktwaarden. Daarenboven was er een grote afwijking tussen de toegepaste tarieven inzake btw en accijnzen in vergelijking met diegene voor de inkomstenbelastingen. De regering heeft dan ook beslist deze te aligneren.  

Dit betekent dat er een drastische verlaging zal zijn vanaf het tweede kwartaal van 2021. Meerbepaald zal het tarief dalen van 9,6% tot 4% zolang de btw-schuld niet is opgenomen in het innings- en invorderingsregister. 

De hoge btw-boete voor de opening van een bijzondere rekening zal gemilderd worden en dalen van 15% naar 10%. 

3. Verlaging van de minimumdrempel voor teruggaaf inzake btw 

Eerder werd al beslist dat startende bedrijven kunnen opteren om elke maand een terugbetaling van hun btw-krediet te vragen. Voortaan zullen bedrijven nu ook voor kleinere bedragen een teruggave van de btw vragen. De nieuwe drempels zijn: 400 EUR voor de periodieke aangiften, 50 EUR voor starters of eindejaaraangiften. 

Teruggaafdrempels worden ook definitief verlaagd zodat Belgische belastingplichtigen even gunstige drempels krijgen als buitenlandse belastingplichtigen dewelke via teruggaafverzoek hun btw terugvragen. 

4. Tolerantie van 35% forfait voor btw-aftrek aangaande gemengd gebruikte personenwagens 

De minister van Financiën heeft midden januari 2021 beslist gezien de corona-periode dat ondernemingen die in het verleden de semi-forfaitaire methode (tweede methode) toepasten voor het recht op btw-aftrek bij gemengd gebruikte personenwagens te berekenen, zich voor kalenderjaar 2020 kunnen beroepen op het 35% forfait aangezien de semi-forfaitaire methode nadelige berekeningen kan geven met het thuiswerk. Voor 2021 kunnen ze opnieuw gebruik maken van de tweede methode. De vereiste om de forfaitaire methode minstens vier jaar te gebruiken komt dus te vervallen gedurende deze coronaperiode. Er wordt daarenboven toegelaten om voor kalenderjaar 2020 methode 2 en methode 3 te combineren. 

Nike De Bruyn

Gecertificeerd belastingadviseur

Heeft u nog vragen?

Mail naar nike.debruyn@hlb.be
of bel +32 3 449 97 57

Email

Contacteer ons
x
x

Delen via:

Link:

Copied to clipboard Kopieren